Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 4 functies van recht?

A

Normatieve, geschiloplossende, additionele en instrumentele functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt normatieve functie van recht in?

A

Er zijn gedragsregels waarvan iedereen in de samenleving vindt dat ze nageleefd moeten worden. Ze zijn in moreel opzicht zo belangrijk dat ze schriftelijk vastgelegd worden, met een straf als deze overtreden wordt. Dit zijn dan niet alleen ethische normen, maar ook rechtsnormen→diefstal, moord, verkrachting enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt de geschiloplossende functie van recht in ?

A

Hierbij is eigenrichting (het heft in eigen handen nemen) verboden. De rechterlijke macht oordeelt of iemand moet worden gestraft, en op welke wijze en met behulp van welke procedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de additionele functie van recht in ?

A

Het biedt een rechtsregel als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken te maken. Hebben zij dit wel gedaan, dan gaat die afspraak vóór de wettelijke regeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt de instrumentele functie van recht in ?

A

Zaken waarbij er geen normbesef is of het niet toereikend is als mensen daar afspraken over maken. Vb. rechts rijden in het verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 4 rechtsbronnen zijn er?

A
  1. De wet
  2. Het verdrag
  3. De jurisprudentie
  4. De gewoonte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het personen en familierecht?

A

Het personen- en familierecht regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap, echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten. Dit alles staat in het Burgerlijk Wetboek (BW), boek 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat valt onder vermogensrecht?

A

Onder vermogensrecht vallen alle geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. Vb. het omstoten van een mooie vaas, bal door de ruit, kopen van een kantoorinventaris. Bij geschillen op het terrein van het vermogensrecht wordt vaak schade geleden, die via de rechter verhaald wordt op degene die de schade heeft toegebracht. Dit alles staat in het Burgerlijk Wetboek (BW), boeken 3, 5 en 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel boeken zijn er en wat houdt elke recht boek in?

A

Boek 1: Personen- en familierecht (ingevoerd in 1970)
Boek 2: Rechtspersonen (ingevoerd in 1976)
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen (ingevoerd in 1992)
Boek 4: Erfrecht (ingevoerd in 2003)
Boek 5: Zakelijke rechten (ingevoerd in 1992)
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht (ingevoerd in 1992)
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten (deels ingevoerd, verspreid over de jaren)
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer (ingevoerd in 1991)
Boek 10: Internationaal privaatrecht (ingevoerd in 2012; in dit bok zijn regels opgenomen over bijvoorbeeld de vraag welk recht van toepassing is als je als Nederlander in het buitenland bij een auto-ongeval betrokken raakt)
Boek 9 ontbreekt, maar dit boek zou moeten gaan over de rechten op het voortbrengselen van de geest, zoals het auteursrecht en het octrooirecht, maar dit bok is niet ingevoerd omdat op dit terrein steeds meer internationale afspraken worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke wetten vallen onder ondernemingsrecht (privaatrecht)

A

Ondernemingsrecht valt ook onder het privaatrecht. Dit regelt alles wat ondernemingen en bedrijven betreft. Ondernemingen/bedrijven/verenigingen vinden vaak plaats in de vorm van een naamloze of een besloten vennootschap, soms via een coöperatie of een stichting. Dit ondernemingsrecht staat voor een groot deel in boek 2 van het BW. Losse wetten zoals de Handelsnaamwet, de Handelsregisterwet en de Faillisementswet behoren ook tot dit rechtsgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke wetten vallen onder het burgerlijk procesrecht (privaatrecht)

A

Als er een privaatrechtelijk geschil is tussen 2 burgers, kunnen zij naar de rechter stappen om zijn of haar gelijk te halen, dit wordt procederen genoemd. Daarbij is geen derde onafhankelijk persoon aanwezig. De regels die op het voeren van juridische procedures op het terrein van het privaatrecht van toepassing zijn, worden tot het burgerlijkprocesrecht gerekend en zijn opgenomen in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het privaatrecht omvat dus in totaal:

A
  • Personen en familierecht
  • vermogensrecht
  • Ondernemingsrecht
  • Burgerlijk procesrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het publiekrecht omvat dus in totaal:

A

Straf (proces) recht

  • wetboek van strafrecht
  • wetboek van strafvordering
  • een aantal losse wetten

staatsrecht

  • grondwet
  • organieke wetten

Bestuurs (proces) recht

  • algemene wet bestuursrecht
  • een aantal losse wetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het publiekrecht omvat dus in totaal:

A

Straf (proces) recht

  • wetboek van strafrecht
  • wetboek van strafvordering
  • een aantal losse wetten

staatsrecht

  • grondwet
  • organieke wetten

Bestuurs (proces) recht

  • algemene wet bestuursrecht
  • een aantal losse wetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee type wetgevers zijn er?

A

Wetgever op centraal en decentrale niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een wetgever op centraal niveau ?

A

is met name de nationale wetgever, die is samengesteld uit enerzijds de regering en anderzijds de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer). Deze wetten vormen de regelgeving uit Den Haag (het Binnenhof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een wetgever op decentrale niveau?

A

itten op provinciaal (Provinciale Staten) en gemeentelijk (Gemeenteraad) niveau. Deze regels zijn niet een ‘wet’ maar een ‘verordening’.
Naast wetgevers zijn er ook nog andere instanties die verordeningen mogen uitgeven. Bv. Waterschappen of de Sociaal-Economische Raad (de SER). Deze regels (verordeningen) heten keuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke drie regels gelden binnen de wetgeving?

A

Hogere regels gaan boven lagere regels
Wet in formele zin→provinciale verordening→gemeentelijke verordening
Staten-Generaal → provinciaal → gemeente

  1. Bijzondere regels gaan boven algemene regels
    In een aantal gevallen heeft de nationale wetgever bepaalde regels afzonderlijk vastgelegd in
    de bijzondere regels. Deze regels gaan boven de algemene regels.
  2. Jongere regels gaan boven oude regels
    Als twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd is, dan zal de rechter de meest recente wet toepassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke drie regels gelden binnen de wetgeving?

A

Hogere regels gaan boven lagere regels
Wet in formele zin→provinciale verordening→gemeentelijke verordening
Staten-Generaal → provinciaal → gemeente

  1. Bijzondere regels gaan boven algemene regels
    In een aantal gevallen heeft de nationale wetgever bepaalde regels afzonderlijk vastgelegd in
    de bijzondere regels. Deze regels gaan boven de algemene regels.
  2. Jongere regels gaan boven oude regels
    Als twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd is, dan zal de rechter de meest recente wet toepassen.
20
Q

Wat houdt de wet in formele zin in?

A

Een wet in formele zin is een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal gezamenlijk, de nationale wetgever dus. Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden dus geen wetten in formele zin uitgevaardigd.

21
Q

Wat houdt de wet in materiële zin in?

A

Een wet in materiële zin is iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen geldt/geldt voor iedereen.

22
Q

Wat houdt de wet in materiële zin in?

A

Een wet in materiële zin is iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen geldt/geldt voor iedereen.

23
Q

Verdrag=

A

Een verdrag is een afspraak, een overeenkomst, tussen twee of meer staten.

24
Q

Bilateraal verdrag=

A

Een verdrag tussen 2 landen heet een bilateraal verdrag;

25
Q

Mulilateraal verdrag=

A

een verdrag tussen meer dan 2 staten heet een multilateraal verdrag.

26
Q

Wat is een jurisprudentie?

A

Jurisprudentie betekent rechtspraak. Recht wordt gesproken door een enkele rechter (unus) of door een rechterlijk college. Hun beslissingen worden vonnissen, arresten of uitspraken genoemd. Een vonnis wordt uitgegeven door de rechtbank. Een arrest wordt gewezen door een gerechtshof en de Hoge Raad. De procedure die eindigt in een vonnis of arrest, begint meestal bij de dagvaarding.

27
Q

Wat zijn interpretatiemethoden?

A

Om rechters te helpen bij de uitleg van de woorden of zinsdelen zijn er interpretatiemethoden:

28
Q

Grammaticale interpretatie methode=

A

Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse spraakgebruik.

29
Q

De wethistorische interpretatiemethode=

A

Hierbij beroept de rechter zich op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de betreffende wet. In de Eerste en Tweede Kamer wordt er uitgebreid overlegd over elke wet, deze worden vastgelegd in de Handelingen der Staten-Generaal. Wanneer nu een woord of zinsdeel onduidelijk is, kan de rechter de parlementaire stukken raadplegen om na te gaan wat de wetgever over het artikel waarin de onduidelijkheid staat, heeft bedoeld.

30
Q

De anticiperende interpretatiemethode=

A

Als nu bijna zeker is dat een wetsvoorstel wet zal worden, kan een rechter zich in zijn oordeel alvast op de inhoud van die nieuwe regeling beroepen. Als een rechter dit doet, zeggen we dat hij de anticiperende interpretatie toepast.

31
Q

De rechtsvergelijkende interpretatiemethode=

A

Wanneer de rechter bij de beantwoording van de vraag hoe je een vaag woord of onduidelijke zin in een Nederlandse wet moet lezen, verwijst naar een buitenlands rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is geregeld.

32
Q

De systematische interpretatiemethode =

A

Bij de systematische interpretatiemethode legt de rechter een woord of zinsdeel uit aan de hand van de regeling waarvan die bepaling onderdeel van uitmaakt.

33
Q

De teleologische interpretatiemethode=

A

Een wet wordt altijd gemaakt met een bepaald doel. Bij deze methode doet de rechter een beroep op de bedoeling die de wetgever met de regeling heeft gehad. Met een beroep op deze bedoeling, geeft hij dan invulling aan de woorden in de tekst die niet duidelijk zijn.

34
Q

Overige interpretatiemethoden=

A

-Precedenten interpretatiemethode
Hierbij beroept de rechter zich op eerdere uitspraken van rechters waarin die onduidelijk bewoordingen al zijn uitgelegd.
-Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid
De wetgever wil uitdrukkelijk dat de redelijkheid en billijkheid een belangrijkere plaats krijgen in het privaatrecht.

35
Q

Wat zijn redeneerwijzen en welke twee zijn er?

A

Redeneerwijzen is een bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen: A- cintarioredenering en redenering naar analogie.
Als de rechter voor één van deze redeneerwijzen kiest moet hij die wel kunnen onderbouwen.

36
Q

A-contrarioredenering =

A

Hierbij gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde rechtsregel niet van toepassing is, omdat
die regel alleen is geschreven voor de gevallen die nadrukkelijk worden benoemd.

37
Q

Redenering naar analogie=

A

Soms lijkt een bepaalde kwestie (die niet wettelijk geregeld is) heel veel op een kwestie (die wel geregeld is in de wet), dan wordt die wet/regel ook toegepast bij de niet-geregelde kwestie.

38
Q

Een gewoonte kan ook een bron van recht zijn, aan welke voorwaarden moet een gewoonte voldoen?

A

De eerste voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een vaste gedragslijn (binnen de groep in kwestie handelen alle betrokkenen overeenkomstig de gegroeide opvatting). Daarnaast moeten de betrokkenen het als rechtsplicht beschouwen om die regel te hanteren. Als aan deze voorwaarde is voldaan is er sprake van de rechtsbron gewoonterecht. Deze rechtsbron wordt steeds minder belangrijk. Vb. je treft hem nog wel aan op het platteland met betrekking tot de verkoop van vee.

39
Q

Dwingend recht=

A

is recht waarvan burgers niet mogen afwijken, vaak omdat de recht zó belangrijk is. Als je aan toezeggingen niet juridisch verbonden bent en deze wijken van de wet af, dan heeft de andere partij recht om naar de rechter te stappen.

40
Q

Aanvullend recht=

A

is recht waar je altijd van mag afwijken, de enige voorwaarde is dat beide partijen met deze afwijking akkoord gaan. Aanvullend recht is nodig als er iets gebeurd waar de twee partijen niets over hebben afgesproken bij een overeenkomst. De partijafspraak gaat altijd boven deze wet.

41
Q

Wanneer is een wet dwingend of aanvullend?

A
  • Als er moeten in de wet staan is het altijd een dwingend recht en als er kunnen staat is het een aanvullend recht.
  • Als er in de wet staat: afwijking van het gestelde in het bovenstaande lid is nietig. Nietigheid houdt in dat het gaat om een dwingend recht.
  • Als de bepaling waarden bevat die algemeen worden gedeeld in de samenleving is er ook sprake van dwingend recht. Bij verschil van opvatting tussen partijen zal de rechter de knoop moeten doorhakken.
42
Q

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief recht?

A

Een objectief recht is een geldend recht/positief recht. Het zijn regels die in het algemeen aangeven wat rechtens is, het is het geheel van regels dat uit rechtsbronnen vloeit. Een subjectief recht is een recht dat een individu op basis van het objectief recht heeft.

43
Q

Objectief recht kan worden onder verdeeld in privaatrecht en het publiek recht. Wat is het verschil?

A

Privaatrecht bevat het burgerlijkrecht (zowel het personen- en familierecht als het vermogensrecht), burgerlijk procesrecht en het ondernemingsrecht. Het gaat dus om burgers onderling.

Het publiekrecht bevat het staatsrecht, bestuurs(proces)recht en het straf(proces)recht. Het recht dat geldt tussen de overheid en de burger.

44
Q

Noem een voorbeeld waarbij de overheid ook als een burger kan optreden=

A

Vb. een gemeente (overheid) die een auto bij een verkoper koopt, dit valt dan binnen het privaatrecht.

45
Q

Nationale recht =

A

Het privaatrecht en het publiekrecht samen vormen het nationale recht. Daarnaast kennen we ook nog het Internationaal en Europees recht.