Hoofdstuck 2 Flashcards
1
Q
appointment
A
de afspraak
2
Q
almost
A
bijna
3
Q
shower
A
de douche
4
Q
to be right
A
gelijk hebben
5
Q
minute
A
de minuut
6
Q
just
A
net
7
Q
hurry up
A
opschieten
8
Q
to sleep
A
slapen
9
Q
home
A
thuis
10
Q
much, many
A
veel
11
Q
awake
A
wakker
12
Q
evening
A
de avond
13
Q
day
A
de dag
14
Q
yesterday
A
gisteren
15
Q
choose
A
kiezen
16
Q
moth
A
de maand
17
Q
afternoon
A
middag
18
Q
morning
A
de morgen
19
Q
night
A
de nacht
20
Q
morning
A
de ochtend
21
Q
or
A
of
22
Q
to drive
A
rijden
23
Q
in the evening
A
‘s avonds
24
Q
in the afternoon
A
‘s middags
25
in the morning
‘s morgens
26
at night
‘s nachts
27
in the morning
‘s ochtends
28
to exercise
sporten
29
tonight
vanavond
30
today
vandaag
31
this afternoon
vanmiddag
32
tonight
vannacht
33
this morning
vanochtend
34
next
volgend
35
last
vorig
36
free
vrij
37
week
de week
38
weekend
het weekend
39
to end
aflopen
40
already
alweer
41
colleague
de collega
42
eat
eten
43
party
het feest
44
like to / please (two coffees)
graag
45
half
half
46
what time
hoe laat
47
ready
klaar
48
late
laat
49
precise
precies
50
time
de tijd
51
birthday
de verjaardag
52
girlfriend
de vriendin
53
one and a half
anderhalf
54
to last
duren
55
so
dus
56
how much/ how many
hoeveel
57
time
de keer
58
long
lang
59
to take
nemen
60
often
vaak
61
vacation
de vakantie
62
hospital
het ziekenhuis
63
dear
beste
64
congratulate
feliciteren
65
born
geboren
66
congratulations
hartelijk gefeliciteerd
67
best regards
hartelijk groeten
68
message
het bericht
69
it’s my birthday
jarig
70
young
jong
71
dear
lieve
72
old
oud
73
to celebrate
vieren
74
when
wanneer
75
to become
worden
