Hoofdsfuk 1 Flashcards

1
Q

lineaire formule

A

𝑦 = π‘Žπ‘₯ + 𝑏
grafiek is een rechte lijn,
a is rc (βˆ†π‘¦ : βˆ†π‘₯)
b is waar de grafiek de y-as snijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

evenwijdige lijnen

A

hebben hetzelfde richtingscoefficient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Formule opstellen met 2 gegeven punten

A
  1. y=ax+b
  2. rc berekenen βˆ†π‘¦ : βˆ†π‘₯
  3. een punt invullen om b te berekenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kwadratische functie

A

𝑓(π‘₯) = π‘Žπ‘₯2 + 𝑏π‘₯ + 𝑐
grafiek is een parabool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vorm parabool

A

a > 0 Dalparabool
a < 0 Bergparabool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Top parabool berekenen

A

π‘₯π‘‘π‘œπ‘ = βˆ’ 𝑏
: 2π‘Ž
π‘¦π‘‘π‘œπ‘ = π‘₯π‘‘π‘œπ‘ invullen (dus f(xtop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Extreme waarde

A

Ander woord voor top: minimum en maximum
noteren: max. of min. is f(x)=y

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tweedegraadsvergelijkingen oplossen

A
  • x buiten haakjes halen (2 termen die beide een x hebben)
  • herleiden tot π‘₯2 = π‘”π‘’π‘‘π‘Žπ‘™, + en - uitkomst (2 termen waarvan een 1 getal)
  • product-som-methode (3 termen)
  • kwadraat afsplitsen (wanneer product-som niet kan)
  • abc-formule (wanneer product-som niet kan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

abc-formule

A

𝐷 = 𝑏2 βˆ’ 4π‘Žπ‘
π‘₯ = βˆ’π‘Β±βˆšπ·
: 2π‘Ž

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

discriminant

A

D bepaalt de ligging ten opzichte van de x-as
D>0 is 2 oplossingen (door de x-as)
D=0 is een oplossing=raakpunt (op de x-as)
D<0 is geen oplossingen (boven/onder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geen GR gebruiken bij de vraag

A

bereken exact, algebraΓ―sch of bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

exact vs algebraisch oplossen

A

Het eindantwoord mag je niet afronden (wortel of breuk)
bij algebraΓ―sch mag dat tussendoor wel, bij exact niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

J

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly