Hfst 7 Flashcards

1
Q

Rationalisme

A

Vertrouwen op het verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschappelijke revolutie

A

Natuurwetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verlichting

A

Alles kan worden begrepen met verstand. Niet alleen natuurwetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verlicht denken religie voltaire:

A
  • voor tolerantie van godsdienstvrijheid

- twijfelde aan het belang van de geestelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verlicht denken politiek voltaire:

A

Absolute vorst is nodig om het volk te regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verlicht denken politiek rousseau:

A
  • alle macht ligt bij het volk

- afspraken die voor het hele volk gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verlicht denken locke:

A
  • sociaal contract: afspraken die voor hele bevolking gelden

- overheid moet de natuurlijke rechten van de burgers beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verlicht denken politiek montesqieu:

A

Trias politica: 3 verschillendr machten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verlicht denken sociaal rousseau:

A

Tegen de standensamenleving van het ancien regime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verlicht denken economie smith:

A

Zoverl mogelijk vrijhandel en vrijheid in de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verlichte ideeen werden verspreid via:

A
  • brieven
  • boeken
  • salon bijeenkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verlicht absolutisme

A

Regeringsvorm waarbij de vorst probeert om met verlichte ideeen zijn bestuur te verbeteren. Maar wel alle macht blijven houden. Alles voor het volk, niets door het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Standensamenleving bleef bestaan

A

Sociale mobiliteit is niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

18e eeuw: abolitionisme=

A

Streven naar afschaffing van de slavernij en slavenhandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Democratische revoluties

A

Verandering in het bestuur van een land waardoor het volk meer macht krijgt ten koste van de macht van de koning. Deze verandering wordt vastgelegd in een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amerikaanse revolutie

A
  • hebben 13 engelse kolonien
  • veel vrijheid in bestuur
  • leider wil absolute macht—> nieuwe belastingen om oorlog te betalen
17
Q

Nieuwe afspraken omdat het ancien regime is afgeschaft zijn:

A
  • afschaffing feodale rechten
  • de verklaring van rechten en plichten van de mens en burger
  • onteigening kerkelijk bezit
  • het uitroepen van de republiek
  • trias politica