Hfst 5.3 Flashcards
1
Q
Kenmerken katholieke kerk:
A
- Paus leefde in rijkdom
- Elke christen moest lid zijn van die kerk
- De kerk erkende heiligen
- Kerk handelde in aflaten en relekwien
2
Q
Op katholieke kerk kwam rond 1400-1500 kritiek door:
A
- Johannes hus: hij vond dat de kerk geen rijkdom en macht mocht hebben
- Erasmus: schreef een boek met veel kritiek op de kerk omdat hij de bijbel vertaald had en achter alle fouten kwam
- Luther: hij wilde reformatie. En stelde 95 stellingen op als kritiek tegen kerk
3
Q
Belangrijkste stellingen van luther waren:
A
- Ibijbel moest goed in elke taal worden vertaald
- Weg met heilige beelden enz alleen echte bijbel
- Paus is niet alleen plaatsvervanger van god op aarde
4
Q
Luther kreeg meer aanhang in duits want:
A
- hij vertaalde de bijbel naar het duits
- boekdrukkunst was er dus kon snel verspreid worden
5
Q
Calvijn was ook tegen kerk:
A
- ging verder dan luther en wilde dat de bijbel letterlijk werd genomen
- ging uit van predestinatieleer
- vond dat volk in opstand mocht komen tegen koning als die niet volgens de bijbel handelde
6
Q
Katholieke kerk ging zich verzetten tegen de hervormers en deed 2 dingen:
A
- Probeerse positiever beeld van kerk neer te zetten
2. Gingen protestanten en ketters steng vervolgen via inquisitie (kerkelijke rechtbank)