Hfst 1 E+F Flashcards
1
Q
La meilleure amie
A
De beste vriendin
2
Q
Marrant
A
Grappig
3
Q
Intelligent
A
Slim
4
Q
Méchant
A
Gemeen
5
Q
Égoïste
A
Egoïstisch
6
Q
Timide
A
Verlegen
7
Q
Paresseux
A
Lui
8
Q
Souvent
A
Vaak
9
Q
Une fois par semaine
A
Een keer per week
10
Q
Je la connais
A
Ik ken haar
11
Q
Au club de sport
A
Op de sportclub
12
Q
À l’ecole
A
Op school
13
Q
Au travail
A
Op werk
14
Q
Chez des amis
A
Bij vrienden
15
Q
Regarder la télé
A
Televisie kijken
16
Q
Faire du sport
A
Sporten
17
Q
Jouer de la guitare
A
Gitaar spelen
18
Q
Bavarder
A
Kletsen
19
Q
L’or
A
Het goud
20
Q
L’argent
A
Het geld, het zilver
21
Q
Le prix
A
De prijs
22
Q
Le parfum
A
De smaak
23
Q
Par an
A
Per jaar
24
Q
Cent
A
Honderd
25
Mille
Duizend
26
Un million
Een miljoen
27
Le visiteur
De bezoeker
28
Le concours
De wedstrijd
29
Le cerveau
De hersenen
30
En moyenne
Gemiddeld
31
Impossible
Onmogelijk
32
Pauvre
Arm
33
Cher
Duur
34
Américain
Amerikaans
35
Mieux
Beter
36
Vendre
Kopen
37
Exister
Bestaan
38
Savoir
Weten
39
Admirer
Bewonderen
40
Prouver
Bewijzen
41
Compter
(Mee)tellen
42
Fêter
Vieren
