Heuristieken/bias Flashcards

1
Q

Confirmation bias

A

Definitie: het interpreteren van informatie als een bevestiging van de
algemeen aanvaarde hypothese.

Voorbeeld: de klant waarvoor u werkt heeft een betrouwbare reputatie.
De pro-actieve wijze waarop de klant u informatie verstrekt ziet u als een
bewijs van goede wil en betrouwbaarheid. De mogelijkheid dat de klant
zich pro-actief opstelt met als doel u bij andere informatie weg te houden,
komt niet in u op of wijst u af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Do no harm

A

Fenomeen waarbij actief schade toebrengen als zwaarder wordt
ervaren dan het hebben van een passieve, indirecte rol, die mogelijk
in dezelfde of zelfs in grotere schade resulteert maar niet rechtstreeks
tot jou te herleiden is.

Voorbeeld: een negatief oordeel uitbrengen ten aanzien van de
financiële continuïteit welke de continuïteit van de klant verder in
gevaar brengt vs het niet uitbrengen van een negatief oordeel
waardoor de bank een groter risico draagt dan wenselijk is en het
financiële systeem kwetsbaarder wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In-group vs of Out-group

A

Definitie: de eigenschappen van de ‘in-group’ - d.w.z. de groep waarmee
je je identificeert - positiever beoordelen dan dezelfde eigenschappen van
de ‘out-group’. Een manifestatie hiervan is biased fairness, het fenomeen
waarbij de eigen groep onbewust meer ‘mag’ dan groepen waar je geen
deel van uitmaakt.

Voorbeeld: onze organisatie is minder fraude-gevoelig dan andere
organisaties in de branche.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ranking bias

A

Onderdeel van bespreking ‘Moral Tribes’
Definitie Ranking: het fenomeen waarbij een individu (of groep)
beschikbare informatie weegt op basis van de herkomst van informatie.
Als gevolg hiervan wordt informatie mogelijk als waardevoller of juist
minder waardevol beschouwt dan juist is.

Voorbeeld: een hogergeplaatste manager reikt informatie aan ten
aanzien van de verwachte waarde van een nieuw te ontwikkelen dienst.
Je wordt gevraagd de prognose te beoordelen en zo nodig bij te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Slippery slope

A

Definitie: het fenomeen waarbij grenzen steeds een klein stukje worden
verlegd waardoor het verschil nauwelijks waarneembaar is. Uiteindelijk
kan dit leiden tot het ongemerkt overschrijden van kritieke grenzen. De
zeephelling (of het hellend vlak) wordt veelal gekoppeld aan ethische
dwalingen maar kan zich ook manifesteren ten aanzien van economische
beslissingen.

Voorbeeld: de ondergrens voor het verkrijgen van een krediet is het
hebben van een orderboek ter waarde van minimaal € 100.000. De klant
heeft twee productgroepen, elk ter waarde van € 49.500. Door af te
ronden op duizendtallen wordt voldaan aan de grens die de
kredietverstrekker stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prospect theorie

A

Fenomeen waarbij mensen emotie-gedreven omgaan met winsten
verliesscenario’s. Bij winstscenario’s is men te conservatief, bij
verliesscenario’s te risico-bereid.

Voorbeeld: bij een onderhandeling te laag inzetten om jezelf niet
uit de markt te prijzen (winst zeker stellen) of te laat verlieslatende
assets van de hand doen in de hoop dat het tij zal keren
(vermijden van verlies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bounded awereness

A

Definitie: het fenomeen waarbij een individu (of groep) beschikbare
informatie niet ‘ziet’ gedurende het besluitvormingsproces, terwijl andere
informatie wel wordt ‘gezien’. Als gevolg hiervan blijft zinvolle informatie
buiten de focus van de beslisser.

Voorbeeld: een klant reikt informatie aan ten aanzien van de verwachte
waarde van een nieuw te ontwikkelen product en baseert zijn prognose
op zijn bestaande doelgroep. Een potentiële doelgroep buiten het
huidige geografische bereik van de klant is niet meegenomen in de
raming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly