Het spierstelsel Flashcards

1
Q

Hoe heten de aanhechtingspees en de oorsprongpees?

A
  • oorsprong = origo

- aanhechting = insertio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een peesschede?

A

Een met vloeistof gevuld buisje dat een pees omhult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 soorten spiervormen zijn er?

A
  • één- en meerbuikige spieren
  • één- en meerpezige spieren
  • één- en meerhoofdige spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem een voorbeeld van een meerbuikige spier:

A

Muscules rectus abdominis > functie: het vooroven buigen van de romp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 voorbeelden van een meerhoofdige spier:

A
  • tweehoofdige kuitbeenspier
  • tweehoofdige dijbeenspier
  • vierhoofdige dijbeenspier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 3 voorbeeld van een eenhoofdige spier:

A
  • kleermakersspier
  • grote aanvoerder van het dijbeen
  • voorste en achterste scheenbeenspier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 2 voorbeelden van de eenpezige spieren:

A
  • korte tenenstrekker en -buiger

- lange tenenstrekker en -buiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn platte spieren, kenmerken?

A

Bedekken een bepaald gebieden hebben hun oorsprong over een groot deel van het deelnemende bot. Veroorzaakt een beweging over een groot oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is innervatie?

A

Het veroorzaken van een beweging door een spier door de motorische eindplaatjes > prikkelgeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van de spierdoorbloeding?

A

Voedingsstoffen naar de spieren toebrengen > koolhydraten in de vorm van glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertel over het aërobe proces m.b.t. de spierstofwisseling:

A

Verbranding mét zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vertel over het anaërobe proces m.b.t. de spierstofwisseling:

A

Verbranding zonder zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de brandstof bij een aërobe proces m.b.t. de spierstofwisseling?

A

Glucose.

Hormonen, vitaminen en zuurstof spelen ook een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de afvalstoffen bij een aërobe proces m.b.t. de spierstofwisseling?

A
  • kooldioxide

- water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de afvalstoffen bij een anaërobe proces m.b.t. de spierstofwisseling?

A

Melkzuur > kan door de spier weer langzaam in glucose worden omgezet, kan ook via de bloedbaan in de lever terechtkomen waar het als glycogeen wordt opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is glycogeen?

A

In de lever opgeslagen glucose als reservebrandstof.

17
Q

Welke 2 soorten spiertonus zijn er?

A
  • hoog > hypertonie

- laag > hypotonie

18
Q

Wanneer is er sprake van hypertonie?

A

Als de spierspanning in rusttoestand verhoogd is.

19
Q

Wanneer is er sprake van hypotonie?

A

Als de spierspanning verlaagd is, bijvoorbeeld tijdens de slaap.

20
Q

Wat is spieratrofie?

A

Het afnemen van het gehalte, volume en de kracht van spieren.
(geen blijvend verschijnsel)

21
Q

Wat is kwantitatieve spieratrofie?

A

Het tegengestelde van spieratrofie > het toenemen van het gehalte, volume en de kracht van spieren.

22
Q

Wat is een ander woord voor kwantitatieve spieratrofie?

A

Hypertrofie.

23
Q

Wat zijn kenmerken van hypertrofie?

A

Spierbundels worden dikker en nemen toe in kracht.

geen blijvend verschijnsel

24
Q

Welke 3 soorten spieren zijn er, naar functionele indeling?

A
  • hoofdbeweger / agonist
  • tegenbeweger / antagonist
  • samenwerker / synergist
25
Q

Neurogene indeling van spieren > on- en willekeurige spieren > voorbeelden en kenmerken:

A

willekeurige spieren:
- worden aangestuurd vanuit de hersenen
- skeletspieren, dwarsgestreept spierweefsel
- aan onze wil onderworpen
onwillekeurige spieren:
- hebben we zelf geen controle over
- hartspier, ademhalingsspieren, alle orgaanspieren

26
Q

Welke 3 contractievormen van spieren zijn er?

A
  • statische / isometrische contractie
  • concentrische contractie
  • excentrische contractie
27
Q

Wat is statische / isometrische contractie?

A

Samentrekking van spieren waarbij geen beweging volgt > het spannen van armspieren bij het dragen van een tas.

28
Q

Wat is concentrische contractie?

A

Kracht leveren van een spier waarbij de spier verkort > het optillen van een voorwerp.

29
Q

Wat is excentrische contractie?

A

Kracht leveren van een spier waarbij de spier verlengt > het laten zakken van een voorwerp.

30
Q

Welke 3 indelingen naar verloop van spieren zijn er ten aanzien van gewrichten?

A
  • mono-articulair > spierverloop over één gewricht
  • bi-articulair > spierverloop over twee gewrichten
  • poly-articulair > spierverloop over drie of meer gewrichten