HERTEN, REEËN, VARKENS Flashcards

1
Q

afschot

A

afschieten van wilde dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rozenstokken

A

basis dat overblijft na afwerpen van gewei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rozenkrans

A

knobbeltjes rondom de rozenstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bast

A

huid op het gewei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vegen

A

afvegen van dode bast tegen takken en stammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stangen

A

‘staande takken’ van een gewei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

parels

A

knobbels op gewei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

overerver

A

mannelijke dieren die zorgen voor nageslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

spiegel

A

witte plek rond de kont van een ree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achterlopers / voorlopers

A

achterpoten / voorpoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bronst

A

tijd waarin wilde dieren zich voortplanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

afspringen

A

het vluchten van wild bij het zien, ruiken of horen van onraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schortje

A

het naar achter en onder uitstekend haarplukje bij de geit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schalen

A

hoeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schelden

A

stemgeluid van ree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fiepen

A

klagende nasale fluittoon, waarmee de geit de jongen roept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

achterhand

A

achterste deel van lichaam van een ree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wissel

A

vaste oversteekplaats van wild

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

smalree

A

eenjarige geit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

jaarling

A

eenjarige bok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gust

A

reegeit zonder kalveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

sprong

A

groep reeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

knopbok

A

wanneer de knopje bedekt zijn met haar (bok tot een jaar oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

terugzetten

A

het aftakelen van een gewei

25
Q

veldreeën

A

reeën die op open terrein met minimale dekking leven

26
Q

lavei plek

A

voederplek

27
Q

zetten

A

werpen van een of meer ree kalveren

28
Q

wildredders

A

mechanisch of elektronische apparaten die geluid maken

29
Q

wild spiegel

A

palen in wegberm die wild afschrikken als een auto komt

30
Q

dwang wissel

A

enige plek waar reeën de weg over kunnen steken

31
Q

beslaan

A

dekken

32
Q

afleggen

A

langere tijd neerleggen van kalveren op bepaalde plek

33
Q

legers

A

ligplek

34
Q

boonsel

A

uitwerpselen

35
Q

kaalwild

A

vrouwlijke edelherten incl. kalveren

36
Q

bronstroedel

A

groep vrouwlijke edelherten

37
Q

plaatshert

A

hert op vaste plaats in de roedel die de hindes bevrucht

38
Q

bijhert

A

hert die de plaatshert wil vervangen

39
Q

uittreden

A

de bosrand uittreden, uit de dekking gaan

40
Q

leidhinde

A

hinde die de roedel leid

41
Q

burlen

A

stemgeluid van geweidragers

42
Q

kikkeren

A

met vier poten tegelijk sprongen maken

43
Q

schabrak

A

witte zadelvlek op rug van mannetjes moeflon

44
Q

slakken

A

hoorns van moeflon

45
Q

nauwgestelde rammen

A

rammen waarvan de slakken naar de nek toe groeien

46
Q

borstels

A

dekharen van wildzwijn

47
Q

veren / vederen

A

rugharen van wildzwijn

48
Q

keiler / ever

A

mannelijk wildzwijn

49
Q

houwers / geweren

A

hoektanden van onderste kaak van wildzwijn

50
Q

rauschtijd

A

brondst bij wilde zwijnen

51
Q

Haderer

A

stompe hoektanden bij de bovenkaak van wildzwijn

52
Q

baggen

A

vrouwtjes wildzwijn / zeug

53
Q

prenten

A

voetafdrukken

54
Q

rottes

A

groep varkens

55
Q

frisling

A

varken in eerste levensjaar

56
Q

overloper

A

varken in 2e levensjaar

57
Q

mastjaar

A

jaar waarin bomen en planten meer vruchten hebben dan gemiddeld

58
Q

tepelorde

A

volgorde waarin frislingen zich voeden aan de tepels