Haarwild en andere zoogdieren Flashcards
1
Q
lepels
A
oren van haas en konijn
2
Q
lopers
A
poten van haas en konijn
3
Q
kijkers
A
ogen van haas en konijn
4
Q
mannelijk haas
A
rammelaar
5
Q
vrouwlijke haas
A
moerhaas
6
Q
EHBS
A
Europese Bruine Hazen Syndroom (virus)
7
Q
Pseudotuberulose
A
knaagdierenziekte (bacterie)
8
Q
leger
A
ondiepe kuil als rustplaats van haas
9
Q
rammelen
A
inleiding tot paren, of aftasten van verhouding tot jonge dieren
10
Q
raaigras
A
eenzijdig voedelrijk gras dat als hooi of kuilvoer wordt gebruikt
11
Q
cyclomaaiers
A
maaimachine voor het maaien van gras
12
Q
lange honden
A
honden die snel lange afstanden kunnen rennen
13
Q
jachtseizoen van haas
A
15 okt tm 31 dec
14
Q
onderlopen
A
ondergrondse tunnel als verblijfplaats binnengaan
15
Q
springpijp
A
vluchtuitgang