Heelkunde Flashcards

1
Q

H.

Fases wondheling

A

Stollingsfase
Ontstekingsfase
Proliferatiefase
Remoddelingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

H.

Dikte epidermis / Dermis

A

Epidermis: 0,1 mm
Dermis: 4 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

H.

Factoren dat de wongenezing beïnvloeden

A

(D- TimeD)

  • Factoren eigen aan de wonde (diepte, locatie, soort weefsel, lokale bloedvoorziening, proteïnen, suikers,…)
  • Voedingstoestand
  • Concomittante aandoeningen (obesitas, diabetes,…)
  • Psychologische toestand en lichaamsbeeld
  • Mediactie en therapieën
  • Leeftijd
  • Roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

H.

Geef de vier hoofdcomponenten van wound bed preparation.

A
TIME(D)
-Tissue management
-Inflammation and infection control
-Moisture balance
-Epithelial Edge Advancement
(-Diagnose + Healing)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

H.

Wat zit er allemaal in de T van TIME

A

Tissue Management

  • Localisatie en wondtype (+leeftijd wonde en oorzaak)
  • Wondoppervlak (hoeveelheid en type weefsel)
  • Diepte
  • Aanwezigheid vreemd materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

H.

Wat zit er allemaal in de I van TIME

A

Inflammation and Infection control

  • Contaminatie
  • Kolonisatie
  • Kritische kolonisatie
  • Infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

H.

Wat zit er allemaal in de M van TIME

A

Moisture balance

  • Exsudaat (Hoeveelheid, geur, kleur, dikte)
  • MMP
  • MASD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

H.

Wat zit er allemaal in de E van TIME

A

Epithelial wound advancement
-Wondrand
Normaal / atoon / maceratie / uitgedroogd
-Wondomgeving
Normaal / maceratie / ontvelling / droge huid / eelt / eczeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

H.

Wat zit er allemaal in de D van TIME

A

Diagnose

Behandeling vd oorzakelijke en belemmerende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

H.

Wat is draineren

A

Vocht afdrijven vanuit dieper gelegen weefsels naar de oppervlakte om stase en infecties tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

H.

Geef de 2 redenen om te draineren

A
  1. Curatief: Bij complicaties

2. Preventief: MO kunnen niet opgroeien + Weefsels worden naar elkaar toegetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

H.

Soorten vocht

A
  • Wondvocht
  • Maagvocht
  • Gal
  • Urine

Slecht:

  • Pus
  • Bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

H.

Soorten drainagesystemen

A

Actief (altijd gesloten) VS Passief (open en gesloten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

H.

Leg kort het actief drainagesysteem uit.

A
  • Is altijd gesloten
  • Kan actief zijn door vacuum of door negatieve druk
  • Opvangsysteem is redon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

H.

Leg kort het passief drainagesysteem uit.

A

Open systeem:
-Loopt in een opvang middel (kompressen)
-Wiek, tubulaire drain, penrose, female sonde
Gesloten systeem:
-Door hevelen
-Opvangmateriaal is lager dan de patient bv: urinezakje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

H.

Potentiële complicaties drainage

A
  • Opstijgende infecties
  • Onjuiste vochtbalans
  • Verweking en irritatie
  • Bloedingen
  • Huidnecrose (door druk)
  • Accidentiële verwijdering
  • Deconnectie
  • Niet kunnen verwijderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

H.

Soorten drains

A
  • Tubulaire drain
  • Penrose, lamel
  • Golfdrain
  • Multitubulaire drain
  • Redon
  • Jackson Pratt
  • Sump- of Saratoga drain
  • Wiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

H.

Leg verschil uit tss wondspoeling en debridement

A
Spoeling:
Dmv vloeistoffen:
-oude producten uit wonde verwijderen
-verminderen v toxines en enzymen
-na debridement celresten verwijderen

Debridement:
Dmv verschillende technieken (invasief of niet invasief):
-gedevitaliseerd weefsel verwijderen
(necrose, geel beslag, hyperkeratose, MO, biofilm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

H.

Wondspoeling

A

Per wonde bekijken

  • aangepast reinigingsvloeistof
  • juiste mechanische kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

H.

Criteria spoelvloeistof

A
  • Schoon
  • Op kamertemp
  • Niet agressief of pijnlijk
  • Patiëntgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

H.

Waarom moet een spoelvloeistof altijd op kamertemp. zijn?

A

Spoelen met een koude vloeistof kan de wondheling vertragen owv: vasoconstrictie.
Tijdens deze afkoelingsperiode is de cellulaire activiteit tot een minimum herleid geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

H.

Meest gebruikte wondspoelvloeistoffen

A
  • NaCl 0,9 %
  • Kraantjeswater
  • Woundcleanser
  • PHMB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

H.

Wat zijn de voorwaardes om kraantjeswater als spoelvloeistof te mogen gebruiken?

A
  • Schoon drinkbaar leidingwater
  • Zekerheid dat de leidingen proper zijn (zuiver van legionella)
  • Temperatuur goed geregeld
  • Na temp.regeling nog 1 min laten lopen
  • Douche kan handig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

H.

Wat is PHMB?

A
PolyHexaMethyleen Biguanide
Prontosan
Lost necrose, fibrine en biofilm op
Wel 10-15min laten inwerken
= oppervlaktespanningsverlagende stof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

H.

Welke vloeistoffen gebruiken bij tekens v infectie?

A

PVP-I: iso-betadine dermicum 1/10 aanlengen met water of NaCl 0,9 %.
of
Chloorhexidine: Hibidil 0,05 %
MAAR wel eerst reinigen met NaCl 0,9 % vooraleer antimicrobiële vloeistoffen te gebruiken.

26
Q

H.

Hoe en hoelang spoelen?

A

Met een kracht van 5-15 PSI.

En tot het wondvocht helder is

27
Q

H.

Debridement

A

Het verwijderen van necrose, fibrine, avitaal, geïnfecteerd weefsel, pus, debris, korsten, hematomen, verkalking of botfragmentjes, bioburden, met als doel de wondheling te bevorderen.
Necrotisch weefsel moet zsm verwijderd worden.

28
Q

H.

Soorten debridement

A
  • Mechanisch
  • Autolytisch
  • Osmotisch
  • Enzymatisch
  • Biologisch
  • Chirurgisch en scherp
29
Q

H.

Mechanisch debridement

A

2 soorten:
-Wet-to-dry debridement
-Monofilament vezelcompres (sponsje)
= wrijven over het wondbed met een sponsje al dan niet gedrenkt in spoelvloeistof

30
Q

H.

Autolytisch debridement

A

Het natuurlijk proces bevorderen met verbanden dat zich richten op de vochtige wondheling.
(enkel bij geïnfecteerde wonde dat onder controle is)
-In het vochtige klimaat (verband 24-72 u ter plaatse laten) worden de macrofagen en neutrofielen actief.
-> fagocyteren necrose
-> produceren groeifactoren
Eens autolyse: harde necrose verweekt, wonde lijkt groter maar is aan het genezen.

31
Q

H.

Osmotisch debridement

A

Creëren van osmotisch drukverschil door zalven

  • Behandeling v vloeiende necrose
  • Vooraf grondig spoelen
  • > Honing + Dextranomeren (iodosorb)
32
Q

H.

Enzymatisch debridement

A

Zalven dat samenwerken met lichaamseigen enzymen.

  • Werkt enkel in vochtig klimaat (activatie)
  • Lost fibrine, collageen en elastine op.
33
Q

H.

Biologisch debridement

A
= MADENTHERAPIE
Wondgenezing door versch processen:
-Reiniging
-Alkalisch milieu
-Mechanische prikkel
-Groeibevorderende stoffen
Contra-indicatie: vaatlijden, in omgeving v organen, te veel druk, te veel exsudaat
2 soorten: in biobag / losse maden
34
Q

H.

Chirurgisch en scherp debridement

A

= Wegsnijden v slecht weefsel
2 soorten:
-Chirurgisch: door chirurg / onder narcose / pat. heeft dringende en grootschalige interventie nodig
-Scherp: door VPKe / aan bed
Indicaties: Vaste laag necrose + mooi afgelijnd
Contra-indicaties: Tegen wil v pat. / Slechte conditie / Stollingsproblemen

35
Q

H.

Hydrochirurgie

A

Een soort chirurgisch debridement.
Dmv steriele zoutoplossing tegen hoge snelheid spuiten, door vacuum wordt weefsel vastgehouden en eraf gespoten en weggezogen.

36
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Matig / sterk exsuderende wonde

A
  • Alginaten
  • Hydrofiberverband
  • Schuimverband
37
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Granulerende wonde

A
  • Alginaten

- Alginogels

38
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Fibrineuze wonde

A
  • Alginaten
  • Alginogels
  • Dextranomeren
  • Isotone hydrogel
39
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Droge wonde

A
  • Alginogels

- Polyurethaanfilm

40
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Necrose

A
  • Alginogels
  • Dextranomeren
  • Enzymatische producten
  • Hypertone hydrogel
  • Electrolyten interactief verband
41
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Infectie

A
  • Anti-microbiële zalven
  • Honing
  • Electrloyten interactief verband
  • Zilvernitraat
42
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Vertraagde wondheling

A

Collageenhoudend verband

43
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Rode en gele wonden

A
  • Schuimverband
  • Hydrofiberverband
  • Hydrogels
44
Q

H.
Verbandmateriaal bij:
Oppervlakkige wonden

A
  • Geïmpregneerd verband
  • Hydrocolloïden
  • Isotone hydrogel
  • Polyurethaanfilm
  • Schuimverband
  • Siliconenverband
45
Q

H.

Stoma

A

= Door een stoornis of ziekte kan of mag de urine of stoelgang het lichaam niet meer door de natuurlijke weg verlaten.
Dit kan tijdelijk of definitief zijn
De consistentie is afh vd locatie

46
Q

H.

Welke functies heeft het colon?

A
  • Absorberend
  • Mechanisch
  • Secreterend
  • Reservoir
47
Q

H.

Uitzicht colostoma

A
  • Rood
  • Rond of ovaal
  • 1 cm boven huidniveau
  • 2 a 2.5 cm doorsnee
  • 150 a 250g stoelgang per dag
48
Q

H.

Welke functies heeft het ileum?

A
  • Absorberend
  • Mechanisch
  • Verterend
49
Q

H.

Uitzicht ileostoma

A
  • Rood
  • Rond of ovaal
  • 2 a 3 cm boven huidniveau
  • 2 cm doorsnee
  • Eerst 2 a 3l stoelgang per dag, neemt later af
  • Zeer dunne en agressieve stoelgang
50
Q

H.

Pre-operatieve maatregelen stoma

A
  • Begeleiding en educatie

- Plaatsbepaling

51
Q

H.

Wat is belangrijk bij de plaatsbepaling ve stoma?

A
  • Huidplooien
  • Markeer in staande, liggende, zittende, bukkende houding
  • Niet in de buurt vd navel, lies, ribbenboog, littekens en geslachtsorganen
  • Rekening houden met de broeksband
  • Moet zichtbaar zijn voor pat.
  • 10 cm² glad huidopp. nodig
52
Q

H.

Postoperatieve maatregelen

A
  • Observatie! (kleur, vorm, uitscheiding)
  • Soort systeem: tweedelig na op. / Eens stoelgang is ingedikt bij colostoma eendelig systeem.
  • Psychosociale ondersteuning
  • Aanleren zelfzorg (in fases, zeer individueel)
53
Q

H.

Risicofactoren stoma

A
  • Gewichtstoename
  • Spoedingreep
  • Diabetes
  • Soort stoma
  • Leeftijd
54
Q

H.

Vroegtijdige complicaties stoma

A

< 1 maand

  • Bloeding
  • Necrose
  • Dehiscentie ( = loslating)
  • Retractie ( = intrekking)
  • Huidproblemen
55
Q

H.

Laattijdige complicaties stoma

A

> 1 maand

  • Prolaps ( = uitstulping)
  • Stenose ( = vernauwing)
  • Hernia ( = breuk)
  • Huidproblemen (wrijving / irritatie / stripeffect / contactallergie / folliculitis)
  • Geurhinder
56
Q

H.

2soorten urinaire stoma’s:

A

Continente / incontinente

57
Q

H.

Continente urostoma

A

-Reservoir gemaakt v stuk darm
-Nagemaakt mechanisme (klep)
-Afvoerkanaal
-> op geregelde basis legen dmv intermittente sondage
Geen opvangmateriaal nodig

58
Q

H.

Incontinente urostoma

A

= Urethero-ileo-cutanestomie
Bricker-derivatie
Stuk vh ileum wordt gebruikt om tss huid en ureters te zetten.

59
Q

H.

Peroperatieve maatregelen urostoma

A

-Psychosociaal
-Plaatsbepaling
-Darmvoorbereiding
= restenarme voeding, koffie water of thee mag wel, darmreiniging dag voor op.

60
Q

H.

Bij veneuze ulcus: symptomen

A
  • Lypodermatosclerose
  • Atrofie blanche
  • Oedeem
  • Hyperkeratose
  • Hyperpigmentatie
61
Q

H.

Wat zijn de mogelijkeheden bij een gele wonde

A
  • Debris
  • Fibrine
  • Pus (= enigste dat infectie is)