HCO 1-2: spieren Flashcards

1
Q

Definitie van een spier

A

contractiele organen die zich samentrekken of ontspannen wanneer zenuwen geprikkeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet een spier?

A
  1. lichaamsbeweging
  2. houding: staan, liggen, zitten
  3. organen op zijn plaats houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gladde spieren (voorbeelden)

A

spieren van het vegetatieve stelsel
= maag, darmen, lever, galblaas…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gladde spieren (kenmerken)

A
  • onwillekeurig
  • werken langzamer
  • minder snel vermoeid: onuitputbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dwarsgestreepte spieren (voorbeelden)

A

spieren van het beenderstelsel
= skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dwarsgestreepte spieren (kenmerken)

A
  • willekeurig
  • werken snel
  • vlug vermoeid: overbelasting (=verzuring van spieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hartspieren (kenmerken)

A
  • onwillekeurig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beginplaats

A

origo => proximaal
= dichter naar het lichaam toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aanhechtingsplaats

A

insertio => distaal
= verder van het lichaam weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

contractie

A

wanneer origo en insertio naar elkaar toe bewegen wanneer spieren samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

synergisten

A

groep spieren die samenwerkt en stabiliseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

antagonisten

A

spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

willekeurige beweging

A

bewust bevel van de hersenschors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

corticale controle

A

bij bewegingsmoeilijkheden neemt de hersenschors het over
vb: wanneer je struikelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dwarsgestreepte spier (prikkelbaarheid)

A

prikkelbaarheid: zenuwimpuls is afkomstig van een motorisch neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dwarsgestreepte spier (samentrekbaarheid)

A

als spier samentrekt => spiervezels korte + breder

17
Q

dwarsgestreepte spier (elasticiteit)

A

na contractie: spier neemt oorspronkelijke lengte opnieuw in

18
Q

dwarsgestreepte spier (toniciteit)

A

spierspanning
= in rust => telkens een bepaalde waakzaamheid aanwezig om op snel te reageren op een prikkel

19
Q

basisspiertonus (functie)

A

houding van het geraamte, om lichaam in bepaalde stand te houden

20
Q

fasciae

A

beschermhulsel van de spier = bindweefselvliezen

21
Q

fasciae (functie)

A

fixatie en bescherming van spier

22
Q

fasciae (kenmerken)

A

stevig, weinig rekbaar en doorschijnend

23
Q

aponeurose

A

bindweefselvliezen die op sommige plaatsen of in hun geheel doorvlochten zijn door peesvezels

24
Q

manieren van naamgeving van spieren

A
  1. functie
  2. ligging
  3. samentrekking O en I