HC9 en 10 Flashcards

1
Q

sociale cohesie

A

samenhang, verbinding, solidariteit en afwezigheid van conflict in de samenleving
- sociale orde
onderscheid in 3 componenten
- personal network
- organizational
- intergroup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ongericht netwerk

A

binding gaat van A-B en van B-A
- trouwen, LinkedIn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gericht netwerk

A

binding gaat van A-B maar niet terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nodes

A

actoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

edges

A

pijlen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dyade

A

een paar (2) actoren en iedere mogelijke relatie tussen die twee
- hoeft helemaal geen relatie te zijn. kan ook dat ze allebei met mij verbonden zijn, maar niet met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wederkerig

A

beide noemen het een vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

asymmetrisch

A

niet beide noemen het een vriend
- ik zie het als een vriend, maar zij niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indegree

A

aantal relaties wat binnenkomt
- hoeveel mensen zien jou als vriend
- pijltjes naar binnen toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

outdegree

A

aantal uitgaande relaties
- hoeveel mensen zie jij als vriend
- pijltjes naar buiten toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

similair

A

kenmerken die overeenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatieve bindingen

A

wie mag je niet. naast wie je liever niet zit in de klas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sterke binding

A

3 voorwaarden
- emotionele verbondenheid
- frequentie (mensen zien elkaar veel), hoeft niet fysiek
- wederkerigheid, zien elkaar als vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zwakke binding

A

meer oppervlakkig, instrumentaal
- kennissen, buren, collega’s, studiegenoten enz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bonding

A

verbinding/relatie tussen mensen in dezelfde gemeenschap
- komt vaker voor dan bridging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bridging

A

verbinding/relatie tussen mensen uit een andere gemeenschap
- andere groepjes, meer vriendengroepen, groepjes binnen klas

17
Q

gericht netwerk

A

N(N-1)

18
Q

ongericht netwerk

A

N(N-1)/2

19
Q

transiviteit

A

3 actoren zijn met elkaar verbonden

20
Q

ontmoetingskans

A

als persoon 2 goed bevriend is met 1 en 3, hebben die twee ook een grote kans elkaar te ontmoeten

21
Q

homophily

A

vormt eerder een relatie met mensen die op je lijken

22
Q

structurele balans

A

oncomfortabel als 2 vrienden het niet goed met elkaar kunnen vinden (negatieve relatie) mensen hebben de incentive om te streven naar gebalanceerde relaties

23
Q

bonding

A

meer je eigen kliekje en zijn sterke bindingen

24
Q

bridging

A

andere groepen zijn zwakkere bindingen

25
Q

coleman

A

sociaal kapitaal zit ingebed in dichte sociale netwerken

26
Q

granovetter

A

zegt juist dat sociaal kapitaal veel in zwakke bindingen zit

27
Q

burt

A

breid idee van granoletter uit -> sociaal kapitaal is te vinden in het opvullen van structural holes

28
Q

structural holes

A

als binnen een groep/gemeenschap weinig verbindingen bestaan

29
Q

broker

A

persoon die het gat opvult. en in een strategische voordelig positie zit

30
Q

flap

A

sociaal kapitaal zit in sterke bindingen

31
Q

putman -> loss of community hypothese

A

zag over de tijd heen dat mensen steeds minder waren ingebed in organisatorische cohesie

32
Q

intergroup cohesie

A

groepsbonding -> segregatie

33
Q

sociale desorganisatie

A

crimineel gedrag

34
Q

misdaad

A

uitkomst kosten/baten analyse

35
Q
A