HC3: significantie van resultaten Flashcards
Wat is de nulhypothese?
Er is geen verschil gevonden tussen de twee onderzochte groepen.
Hoe kan je hypothesen toetsen?
I. stel een nulhypothese op
II. Resultaat uit verzamelde gegevens (standaardfout erbij) –> p waarden
III. Beoordeel steekproefuitkomst = het relevant?
p>0,05 –> je moet kijken of je een grotere steekproef kan maken
Wat is een alternatieve hypothese?
Er is een verschil tussen de onderzochte groepen
Wat is een significantieniveau?
Waarde (meestal 0,05) waarbij groter dan die 0,05 nulhypothese aangenomen wordt (niet statistisch significant)
en als het kleiner is dan wordt de nulhypothese verworpen (statistisch significant)
Wat is het verschil tussen statistisch significant, klinisch relevant en praktisch relevant?
statistisch significant: hoe groter de groep hoe eerder het statistisch significant is
klinisch/praktisch relevant: als er daadwerkelijk “grote” verschillen te vinden zijn
Welke onzekerheden zijn er bij toetsen?
I. Resultaat niet valide (significantie niveau is niet correct)
II. Verkeerde analyse/toetsingtechniek gebruikt
III. Onzekerheid bij toetsen
Welke 2 typen fouten zijn er?
type I: nulhypothese is waar, maar bij toeval(kans van 5%) vinden we een extreme uitkomst.
type II: nulhypothese is niet waar, maar we zien toch een waarde die onder de nulhypothese ligt (per toeval niet extreem)
Wat is power?
de kans dat je het goede resultaat gaat vinden
1- type II fout = kans dat je het verschil (alternatieve hypothese) niet gaat vinden
Hoe kan je de kans op type II fout verkleinen?
Door een grotere steekproef te doen
Wat is de relatie tussen de p-waarde en het betrouwbaarheidsinterval?
Als de nulhypothese (0) in het betrouwbaarheidsinterval ligt is er sprake van een grotere p-waarde dan het statistische significantie niveau (meestal 0,05) –> niet statistisch significant
Wanneer moet je kijken naar 0 of 1 bij een betrouwbaarheidsinterval?
0 = voor een verschil
1 = bij een ratio
