HC.3: Significantie en relevantie van resultaten

Question 1

Nulhypothese

Answer 1

Definiëert een eenduidige situatie

Question 2

Hypothese toetsen

Answer 2

We gaan ervan uit dat nulhypothese klopt, dus stel: in de populatie is er geen verschil
Gevonden resultaat ergens in het midden van de normaalverdeling
–> Nulhypothese klopt
Gevonden resultaat ver van het midden
–> Nulhypothese klopt niet

Question 3

Hypothese toetsen in medisch onderzoek

Answer 3

Meest gebruikelijk in medisch onderzoek:
–> Als kans op uitkomst steekproef kleiner is dan 5%, nulhypothese verwerpen

Question 4

P < 0,05

Answer 4

Nulhypothese verwerpen
–> Uitkomst van toets is statisch significant

Question 5

P > 0,05

Answer 5

Geen reden om aan te nemen dat de nulhypothese niet waar is
–> Uitkomst van toets is niet significant

Question 6

Significant

Answer 6

Hoe groter de steekproef
- Hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval
- Hoe kleiner de P-waarde
Dus: met een voldoende grote steekproef is ook een klein verschil significant te krijgen, maar dan is de uitkomst niet altijd klinisch relevant

Question 7

Type-I fout

Answer 7

De nulhypothese is waar, maar er wordt een extreme uitkomst in de steekproef gevonden

Question 8

Type-II fout

Answer 8

De nulhypothese is niet waar, maar er wordt een waarde gevonden die onder de nulhypothese niet zo extreem is