HC2 - Functionele spiermorfologie II Flashcards

1
Q

Epi-, peri-, endomysium

A

Bindweefselstructuren, omhulsels collageendraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aponeurose

A

Brede peesplaat waarop spiervezels aanhechten; 1 spier heeft meerdere aponeuroses, te benoemen op locatie (bijvoorbeeld superficialis) of op richting (bijvoorbeeld proximaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pees

A

Buiten spierbuik gelegen. Verbindt spier aan skelet; vaak aangenomen dat deze niet rekbaar is. Echter, is dit wel het geval; de pees is dus wel rekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belangrijke factoren die bepalend zijn voor de kracht die een spiervezel/spier kan leveren zijn:

A
  • Lengte van een spier
  • Contractiesnelheid
  • Mate van activatie (aantal motor
    units en frequentiepulsen)
  • Metabole status (ATP en
    creatinefosfaat beschikbaarheid)
  • Temperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pees en aponeurose

A

Bindweefselstructuren die vervormen wanneer je er kracht op uitoefent - elastisch - tenzij bij schade, dan verliezen ze de elastische eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Taken voor spier-pees-complex

A
  • Overdragen van kracht
  • Vergroten lengte-kracht bereik
    (actieve slack tot optimum)
  • Verschuiven van optimum (langere
    lengtes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pees stijver maken

A

Per verlenging zal de kracht in de spier toenemen omdat de pees minder mee rekt. De lengteverandering zal met name plaatsvinden in de spierbuik, dus zal hier ook de kracht sneller toenemen. Op het optimum heb je dan een kortere pees dus verschuift dit optimum naar links (de totale lengte is korter) —> Dus: slack blijft gelijk; optimum naar links, Fmax blijft gelijk, range wordt kleiner; eigenschappen spierbuik zijn niet veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Passieve eigenschappen, Pees stijver maken

A

Slack blijft gelijk maar bij dezelfde weerstand rekt de pees minder mee, de helling wordt steiler (meer naar links)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pees langer maken

A

Toename in slacklengte, deze verschuift naar rechts met de toename in peeslengte. Wanneer je kracht uitoefent zorgt een 2x zo lange lengte ook voor 2x zoveel rek. De kracht in de spierbuik verandert niet, maar met een toename in kracht rekt de pees meer, dus zal het optimum van de curve zich (verder naar rechts verplaatsen —> Dus: slack naar rechts, optimum (verder) naar rechts, Fmax blijft gelijk, range wordt groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Passieve eigenschappen, Pees langer maken

A

Minder stijfheid dus bij een gegeven kracht is er meer uitrekking. De slacklengte is weer naar rechts verschoven en de curve is minder steil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe de pees bepaald hoe een spier-pees-complex zich gedraagt als functie van kracht en lengte is afhankelijk van:

A
  • Dikte van de pees: hoeveelheid
    weerstand
  • Lengte van de pees: L0 en mate van
    rek bij kracht
  • Materiaaleigenschappen: collageen
    type III is minder stijf dan type I; III
    repareert een beschadiging en geeft
    dus verandering is stijfheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt spierkracht mede door bepaald?

A

1) Het aantal motor-units dat wordt
geactiveerd
2 ) Het type motor-unit dat wordt
geactiveerd
3) De activatiefrequentie
4) Verkortingssnelheid van de
sacromeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Motor-units

A

Motor neuro + vezels —> spiervezels worden geactiveerd langs motorneuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cross-bridge cyclus

A

Calcium zorgt ervoor dat het tropomyosinemolecuul verplaatst en dat de binding van de myosinekop met actine kan plaatsvinden. Omklappen zelf gebeurt onder invloed van ATP; als hier veel van aanwezig is worden er ook veel bridges gemaakt en dus meer kracht geleverd. Hoeveel ATP er nodig is, is afhankelijk van het type myosine. Een langzame vezel kan meer kracht genereren met maar 1 ATP. Als de calciumconcentratie hoog blijft worden er meer pulsen verstuurd en kan er (gefuseerde) tetanische contractie ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effect van snelheid op kracht

A

Het verkorten van een spier gaat gepaard met een toename in snelheid. Met een toename in snelheid daalt de kracht. Er is minder tijd om crossbridges te vormen en deze kunnen minder kracht uitoefenen op actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Langaam excentrisch trainen

A

Er is meer tijd voor het aanhaken van crossbridges en de rek geeft extra passieve kracht. Er kan zo dus een extra prikkel worden gegeven aan de zpier door meer krachtgeneratie.

17
Q

Lengte-krachtrelatie van een spier-pees-complex wordt bepaald door:

A
  • Morfologie van het complex —>
    buik, vezels pees
  • Bouw van spiervezels —>
    type I/IIb/IIx
  • Ordening van de spiervezels —>
    pennaat / parallel
  • De vorm en eigenschappen van de
    aponeurose en pees —> elasticiteit