HC1.6 algemeen bouwplan cellen en organen Flashcards

1
Q

Noem de zeven stappen waar de ontwikkeling van leven in kan worden onderverdeeld

A

1 ontstaan van planten
2 O2-concentratie stijgt
3 ontstaan van DNA en RNA
4 ontstaan van bacteriën
5 ontstaan van eukaryoten en multicellulaire organismen
6 ontstaan van verschillende bouwplannen
7 ontstaan van een grote verscheidenheid aan organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zijn eukaryote cellen ontstaan?

A

Door endosymbiose van prokaryote cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem vier dingen waar de prokaryote cel in verschilt ten opzichte van de eukaryote cel

A

1 kleiner
2 een celwand (alleen plantaardige cellen (eukaryoot) hebben een celwand, dierlijke niet)
3 energievoorziening op basis van ionenpompen: e-transport (beperkte capaciteit) vs mitochondria
4 70S ribosomen vs 80S ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door wat kunnen organismen makkelijker geclassificeerd worden?

A

Ribosomaal RNA. Dit is een geconserveerd deel in een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is verticale gentransfer?

A

Wanneer genetisch materiaal wordt uitgewisseld van ouder op kind binnen dezelfde soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is horizontale gentransfer?

A

Wanneer genenuitwisseling plaatsvindt tussen individuen van verschillende soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de vier eerste stappen van eukaryotisering die duidelijk de verschillen weergeven tussen prokaryote en eukaryote cellen

A

1 verlies van de starre celwand en het plooien van het celmembraan
2 de mogelijkheid tot fagocytose door het flexibel worden van het celmembraan
3 het ontstaan van een cytoskelet door microtubuli en microfilamenten
4 de mogelijkheid tot inwendig transport, amoeboïde bewegingen en compartimentering door het ontstane cytoskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen het cytoplasma en het cytosol?

A

Het cytoplasma is alles binnen het plasmamembraan behalve de nucleus en het cytosol is de vloeistof in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat het cel-/plasmamembraan?

A

Een fosfolipidenlaag die bestaat uit een hydrofobe staartkant en een hydrofiele kopkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de drie dingen die aan/door het celmembraan zitten

A

1 glycocalyx (bestaande uit glycoproteïnen)
2 transmembraaneiwitten
3 perifere eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zit op de laag glycocalyx op het celmembraan?

A

Herkenningsreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar ligt de nucleolus?

A

In de celkern/nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de twee functies van de nucleolus

A

1 transcriptie van ribosomaal RNA
2 assemblatie van ribosomale subunits: RNA + eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zit er op het membraan van het ruw endoplasmatisch reticulum?

A

Ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie functies van het ruw ER?

A

1 RNA translatie
2 vouwing van ontstane eiwitten
3 transport van ontstane eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de twee functies van het glad ER?

A

1 glycogeen, steroïden en fosfolipiden synthetiseren
2 calcium en glycogeen opslaan

17
Q

Wat is de functie van het golgi-apparaat?

A

Eiwitten en vetten worden verwerkt en verpakt in blaasjes.

18
Q

Wat is de functie van de mitochondriën?

A

Synthese van ATP door middel van oxidatieve fosforylering

19
Q

Wat is de functie van de lysosomen?

A

Afvalverwerking van de cel door middel van enzymen

20
Q

Welke drie dingen zorgen voor de gunstige leefomstandigheden voor de enzymen in de lysosomen?

A

1 lage pH in het lysosoom
2 het lysosoom heeft een membraan en is dus afgesloten van de neutrale pH van het cytosol
3 met behulp van een ionenpomp wordt H+ gepompt in het lysosoom, waardoor het zuur is

21
Q

Wat is de functie van de intermediaire filamenten van het cytoskelet?

A

Structuur aan de cel

22
Q

Wat is de functie van de actine microfilamenten van het cytoskelet?

A

Beweging van de cel

23
Q

Wat is de functie van microtubuli filamenten van het cytoskelet?

A

Transport in de cel

24
Q

Wat is een grote functie van membranen om organellen?

A

Het mogelijk maken van transport

25
Q

Wat zijn de vier typen basisweefsel die kunnen ontstaan uit een bevruchte eicel?

A

1 epitheel
2 bindweefsel
3 zenuwweefsel
4 spierweefsel

26
Q

Wat betekent endosymbiose?

A

Het samenleven van een prokaryotische cel in een gastheercel