HC1: Principes van signaaltransductie Flashcards

1
Q

Welke 3 groeifactoren zijn belangrijk voor de ontwikkeling van bloedcellen?

A
  • EPO –> RBC
  • G-CSF –> granulocyten
  • TPO –> bloedplaatjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de eerste essentiële stap in de start van de signaaltransductie-cascade met groeifactoren?

A

binding groeifactor en dimerisatie van receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 2 grote groepen van kinases?

A

tyrosine kinases –> fosforyleren van tyrosine

Serine/threonine kinases –> serine en threonine fosforyleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is cross-activatie bij cytokines-receptoren?

A

Na binding van groeifactor –> dimerisatie en JAK dicht bij elkaar–> gaan elkaar fosforyleren en activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de specificiteit bepaald bij de binding van signaalmoleculen aan de receptor?

A

1) tyrosine fosforylatie

2) SH2-domein van signaalmolecule moet precies passen met de aminozuurvolgorde van de receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van Docking eiwitten?

A

Zij zijn de schakeling tussen de receptor en RAS-pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 2 mechanismen van signaaldoorgave?

A

1) fosforylatie: kinase/fosfatase

2) GTP-binding: GEF/GAP –> RAS!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is GEF en zijn functie?

A

Guanine exchanging factor: omzetting van GDP naar GTP voor activering RAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is GAP en zijn functie?

A

GTPase activating protein: stimuleert RAS voor de hydrolyse van GTP naar GDP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er met gemuteerd RAS?

A

De bindingsplaats voor GAP is gemuteerd waardoor GAP niet meer kan binden –> hierdoor zal RAS continue actief blijven!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke receptorverstoring is er te zien bij AML?

A

FLT3-R: spontane activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke receptorverstoring is er te zien bij CNL?

A

G-CSF-R: spontane dimerisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 mutaties bij myeloproliferatieve aandoeningen?

A
  • JAK2
  • CALR
  • MPL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef 3 ziektebeelden van myeloproliferatieve aandoeningen

A
  • polycytemia vera
  • essentiële thrombocytose
  • primaire myelofibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke mutatie hebben de 3 MPN ziektebeelden gemeen en wat houdt deze mutatie in?

A

JAK2 mutatie: JH2 remmende werking op JH1 wordt opgeheven waardoor de kinase activiteit van JH1 constant actief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly