HC 9: ontstaan van leven Flashcards

1
Q

Beschrijf de endosymbiose theorie en geef een voorbeeld.

A

Endosymbiose is een theorie die stelt dat sommige organellen in eukaryote cellen zijn ontstaan uit symbiotische relaties tussen verschillende soorten prokaryoten. Een voorbeeld is de oorsprong van mitochondriën, die ooit vrije bacteriën waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat massa-extinctie inhoudt

A

Massa-extinctie verwijst naar een periode waarin een aanzienlijk aantal soorten in een relatief korte tijd uitsterft, vaak als gevolg van ingrijpende milieuveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is adaptieve radiatie?

A

Adaptieve radiatie is het proces waarbij een enkele soort zich snel diversifieert in verschillende vormen om zich aan te passen aan verschillende ecologische niches.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verandert een soort onder invloed van selectie?

A

Een soort verandert door natuurlijke selectie wanneer individuen met gunstige eigenschappen een grotere kans hebben om te overleven en zich voort te planten, waardoor deze eigenschappen in de populatie toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit hoe beperking van ‘gene flow’ bijdraagt aan soortvorming.

A

Beperking van ‘gene flow’ tussen populaties kan leiden tot genetische isolatie, waardoor verschillende populaties zich onafhankelijk van elkaar kunnen ontwikkelen en uiteindelijk in verschillende soorten kunnen evolueren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beargumenteer waarom iets een adaptatie kan zijn.

A

Een adaptatie is een kenmerk dat de overlevingskansen of voortplantingskansen van een organisme vergroot in zijn specifieke omgeving. Dit kan worden beargumenteerd door te laten zien hoe het kenmerk bijdraagt aan de fitness van het organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beargumenteer waarom twee structuren homoloog of analoog zijn.

A

Twee structuren zijn homoloog als ze een gemeenschappelijke evolutionaire oorsprong hebben, terwijl ze analoog zijn als ze vergelijkbare functies vervullen maar onafhankelijk zijn geëvolueerd.

Anatomisch gezien dezelfde structuur , maar ze hebben verschillende func

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de domeinen van het leven

A

Bacteria, archea en eukarya

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe denkt men tegenwoordig over het ontstaan van het leven op aarde?

A

Tegenwoordig wordt gedacht dat het leven op aarde is ontstaan uit eenvoudige organische verbindingen die zich hebben ontwikkeld in een geschikte omgeving, mogelijk met behulp van energiebronnen zoals bliksem of hydrothermale bronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het biologisch soortbegrip?

A

Het biologisch soortbegrip definieert een soort als een groep individuen die zich onderling kunnen voortplanten en normale nakomelingen kunnen produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg het bottle neck effect uit.

A

Het bottle neck effect verwijst naar een drastische afname in populatiegrootte door omgevingsfactoren, wat leidt tot een vermindering van genetische variatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is genetic drift?

A

Genetic drift is de verandering in frequentie van een bestaande genvariant in een populatie als gevolg van willekeurige kans, vooral in kleine populaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is genetische variatie belangrijk voor een soort?

A

Genetische variatie is belangrijk omdat het de aanpassingsmogelijkheden van een soort vergroot, waardoor deze beter kan overleven in veranderende omgevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt een eigenschap als adaptatie gekarakteriseerd?

A

Als het erfelijk, functioneel is en de fitness verhoogt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een voorbeeld van een trade-off in evolutie.

A

Nachtzicht bij nachtzoogdieren door tapetum lucidum, wat overdag zorgt voor wazig zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn post-paringsisolatie mechanismen en geef er voorbeelden van

A

Mechanismen die ervoor zorgen dat, ondanks paring, er geen bevruchting of ontwikkeling van een zygote plaatsvindt.

Voorbeelden
1. Wel paring, geen bevruchting
2. Zygote ontwikkelt zich niet
3. Wel embryo, slechte overleving
4. Gezond stel, maar onsteriel
5. F1 gezond, F2 steriel/niet overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen micro-evolutie en macro-evolutie?

A

Micro-evolutie betreft veranderingen in allelfrequenties in een populatie, terwijl macro-evolutie natuurlijke selectie, mutaties, migraties en genetic drift over lange tijd omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kunnen nieuwe wereld apen in Zuid-Amerika zijn gekomen?

A

Via eiland hopping of rafting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is allopatrische soortvorming?

A

Soortvorming die ontstaat wanneer een populatie gescheiden wordt door een barrière.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zijn alle eigenschappen adaptaties?

A

Nee!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Is evolutie een random process?

A

Mutaties vinden random plaats, maar evolutie is zelf geen random process.

22
Q

Hoe beïnvloeden verschillende ouder-ploïdie niveaus de fertiliteit?

A

Ze verminderen de F2 fertiliteit

23
Q

Adaptieve radiatie

A

Adaptieve radiatie is een gebeurtenis waardoor een evolutionaire lijn snel diversifieert en waarbij de ontstane soorten uiteenlopende adaptaties hebben geëvolueerd.

24
Q

Noem een oorzaak van adaptieve radiatie.

A

Oorzaken van adaptieve radiatie:
sleutel adaptatie
het benutten van een nieuwe resource
een lege niche
de afwezigheid van concurrentie

25
Q

Wat is de relatie tussen massa-extincties en CO2 concentraties?

A

Bij massa-extincties zijn er enorme verhoogde CO2 concentraties gevonden.

26
Q

Hoe wordt het huidige tijdperk, waarin we nu leven, aangeduid?

A

Anthropocene

27
Q

Wat wordt mogelijk aangeduid als een zesde massa-extinctie?

A

Anthropocene

28
Q

Welke soort genen zijn gevonden in een kip?

A

Dinosaurus genen

29
Q

Wat is een kenmerk van soorten met een brede geografische distributie?

A

Soorten met een brede geografische distributie hebben een grotere kans om massa-extincties te overleven.

30
Q

Wat gebeurde er 105 miljoen jaar geleden met placenta dieren en buideldieren?

A

Er vond een splitsing plaats

31
Q

Noem een mogelijk voordeel van de interne bescherming van de foetus.

A

Een mogelijk voordeel is dat het een beschermd intern milieu biedt en hoogwaardige voeding.

32
Q

Wat probeert een foetus te maximaliseren?

A

De foetus probeert nutriënten te maximaliseren en abortus door de moeder te voorkomen.

33
Q

Wat is selectiedruk vanuit het perspectief van de moeder?

A

De moeder verdeelt resources gelijk over alle overlevende kinderen, inclusief toekomstige kinderen, en investeert niets in kansloze embryo’s.

34
Q

Wat is de rol van de vader in de selectiedruk?

A

De vader probeert nutriënten uit de moeder te maximaliseren, omdat andere kinderen mogelijk niet zijn genen hebben.

35
Q

Wat is imprinting in de context van de vader?

A

Imprinting is wanneer de vader in het sperma genen uitzet die de moeder tegen exploitatie beschermen.

36
Q

Wat is de functie van het endometrium?

A

Het endometrium is vijandig en voorkomt dat het embryo te snel controle krijgt over de bloedtoevoer.

37
Q

Wat is convergente evolutie?

A

Convergente evolutie is wanneer gelijke selectiedruk resulteert in op elkaar lijkende vormen. Bijv: vleermuis & vogel qua vleugels.

38
Q

Wat zijn analoge eigenschappen?

A

De structuren die voortkomen uit convergente evolutie worden analoge structuren genoemd

39
Q

Wat zijn homologe organen

A

Homologe organen lijken in bouw op elkaar en duiden op verwantschap van organismen, maar hebben een andere functie, aangepast aan de milieuomstandigheden.

40
Q

Wat is een vogelbekdier?

A

Een vogelbekdier is een eierleggend zoogdier.

41
Q

Devoon

A

Kolonisatie van het land door planten en de eerste amfibieën

42
Q

Cambrische explosie

A

De cambrische explosie is een periode waarin veel verschillende levensvormen zijn ontstaan.

43
Q

Hoe heeft niche bijgedragen aan de evolutie?

A

Niche creatie door dieren leidde tot een uitgebreide niche en predatie, wat de evolutie mogelijk maakte.

44
Q

Welke factoren maakten het ontstaan van dieren mogelijk?

A

Zuurstof & de eukaryotische cel

45
Q

Oorsprong mitochondrium

A

Ons mitochondrium is van bacteriële oorsprong.

46
Q

LUCA

A

Last universal common ancestor. gemeenschappelijke voorouder van de drie domeinen.

47
Q

Extremofiel

A

Extremofiel zijn levenskenmerken die sterk afwijken van de ‘normale’ levensbehoeften.

48
Q

Blacksmoker ecosystemen

A

Blacksmoker ecosystemen zijn nu nog volledig onafhankelijk van de zon.

49
Q

Rol van de maan in de evolutie van aarde

A

De maan heeft de rotatie van de aarde vertraagd en de as van de aarde gestabiliseerd, wat invloed heeft op de getijden.

50
Q

Leeftijd aarde

A

4.6 miljard jaar

51
Q

Leeftijd LUCA

A

LUCA is 3,6 miljard jaar geleden ontstaan.