HC 8.4 Nierfunctie Flashcards
Noem de drie functies van de nieren
- Filtratie (en reabsorptie): excretie van afvalstoffen
- Regelen van water- en zoutbalans
- Afgifte van hormonen
Uit welke twee dingen bestaan de haarvaten in het nierlichaampje?
- een endotheellaag
2. podocyten
Welke twee factoren bepalen de filtratie van de eiwitten?
- diameter porie
- lading molecuul (glycocalyx); suikergroepen in de endotheelcellen hebben een negatieve lading, waardoor de grotere negatieve eiwitten lastiger naar buiten kunnen komen
Uit welke zes stoffen bestaat het glomerulus filtraat?
- water
- ionen
- aminozuren
- uraat
- ureum (afvalstoffen)
- creatinine (afvalstoffen)
De stoffen uit het glomerulus filtraat zijn in gelijke/ongelijke concentraties aanwezig als in het bloed
Gelijke
Hoeveel liter bloed per minuut ontvangt de nier?
1,2 liter bloed per minuut
Hoe groot deel van het hartminuutvolume ontvangt de nier?
20%
Relatief meer bloed door de schors/merg?
Door de schors
Wat betekent autoregulatie bij de nieren?
De nieren kunnen de bloeddoorstroming zelf regelen
Welke twee factoren kunnen de autoregulatie “overrulen”?
Sympatische innervatie en hormonen
Van welke stoffen vindt reabsorptie in de proximale tubulus plaats?
Water, ionen, glucose, aminozuren, uraat, magnesium, calcium en fosfor
Van welke stoffen vindt dezelfde hoeveelheid reabsorptie plaats?
Water en ionen (70%)
Van welke stoffen vindt geen reabsorptie plaats in de proximale tubulus?
Ureum en creatinine (afvalstoffen)
In welke twee delen vindt ook nog reabsorptie plaats?
- De lis van Henle
2. De distale tubulus
Wat is het verschil tussen creatine en creatinine?
Creatinine is een afvalstof van creatine
Waar zegt creatinineklaring iets over?
De glomerulaire filtratiesnelheid van de nieren