HC 4: autonome zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Wat is de werking van de parasympathicus en van de sympathicus op targetorganen?
(eerst orgaan, dan sympathicus en dan parasympathicus)

A
  • Oog, pupil: mydriase (verwijding), miose (vernauwing)
  • Speekselklieren: beide secretie
  • Hartfrequentie: omhoog, omlaag
  • Longen: bronchodilatatie, bronchoconstrictie
  • spijsverteringskanaal: verlaagde mobiliteit, verhoogde mobiliteit
  • blaas, sfincter: contractie, relaxatie
  • penis: ejaculatie, erectie
  • clitoris, labia minora: alleen parasympathicus zorgt voor zwellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat behoort tot het autonome zenuwstelsel?

A

Het efferent systeem, sympathisch en parasympathisch + de plexus entericus (het zenuwstelsel van het maag-darmkanaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in de nucleus tractus solitarii?

A

Hier komt de visnero-sensibele (bloeddruk, O2, ph) informatie binnen, via de nervus vagus en de nervus glossopharyngeus. en wordt vanaf daar doorgestuurd naar de hersenen, het ligt dus in het CNS. Het kan ook direct een visceraal motorische reflex starten. Ligt in hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kan acetylcholine de belangrijkste neurotransmitter zijn?

A

Bij zowel preganglionair en postganglionaire delen van het parasympathische en sympathische zenuwstelsel. Ook somatisch kan dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe lang zijn preganglionaire en postganglionaire neuronen?

A

Sympathisch: korte preganglionaire (de overgang ligt bij de grensstreng), lange postganglioinaire.
Parasympathisch: lange preganglionaire, korte postganglionair. Overgang ligt dicht bij targetorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de invloed van het autonome zenuwstelsel op de pupil?

A

Parasympathicus:
Accomodatiereflex:
- Pupilvernauwing (miose: via m. sphincter pupillae)
- Accomodatie (via m. ciliaris), lens wordt boller door aanspannen spier, waardoor beeld meer breekt
- Convergentie, ogen Dichter bij elkaar

Sympathicus:
- Pupilverwijding (mydriases; via m. dilatator pupillae)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe komt vasoconstrictie tot stand?

A
  • De varicositeiten vormen synapsen met targetorganen. Deze geven noradrenaline af.
  • Bindt aan adrenerge receptor
  • Activitatie g-eiwitten, wat leidt tot PLC afgifte
  • IP3 bindt aan de IP3 receptor
  • Calcium uit SR naar sarcoplasma
  • Calcium leidt tot vasoconstrictie

Ook ATP kan binden aan purinarge receptoren wat calcium en natrium doorlaat en zorgt voor constractie, snelle piek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van het AZS op bloedvaten?

A
  • Sympathicus: vasoconstrictie
  • Parasympathicus: vasodilatatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vindt vasodilatatie plaats?

A

Door acetylcholine via NO afgifte door presynaps. Het NO diffundeert de gladde spiercel in en stimuleert daar GC (gluanaat cyclase), waardoor er verhoogd cGMP is en dat zorgt voor relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor wordt het hart geïnnerveerd?

A
  • Sympathische cardiale zenuwen
  • Nervus vagus
  • Cardiac plexus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn effecten van het AZS op de SA knoop?

A
  • Parasympathisch:
    Activatie van muscarine receptoren:
  • remt If, dus langere periode tot actiepotentiaal
  • activeert K kanalen, diepere repolarisatie
  • remt Ca kanalen, depolarisatie duurt langer
  • Sympathisch:
    stimuleert beta adrenerge receptoren:
  • stimuleert If, dus snellere depolarisatie
  • stimuleert Ca kanalen, sneller behalen drempelwaarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de baroreceptoren?

A
  • Sinus caroticus, mee met n. glossopharyngeus
  • Aortaboog, mee met n. vagus.

Hoe meer de vaten uitrekken, hoe hoger de bloeddruk en hoe meer ze gestimuleerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de sensoren in het cardiovasculair systeem?

A
  • Baroreceptoren in halsslagader en aorta (snelle invloed op hartslag en vaatweerstand). Bij activatie daalt de bloeddruk.
  • Volumereceptoren in de atria en de vena cava (lange termijn invloed op circulerend volume)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke volumereceptoren zijn er?

A

Zitten in atria en vena cava.
- Type a, meet contractie van atria
- Type b, meten vullingstoestand van hart en vaatstelsel. Door te meten hoeveel bloed terugkomt in de atria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn symptomen van AZS degeneratie?

A
  • incontinentie
  • orthostatische hypotensie
  • impotentie
  • verlies van transpiratievermogen
  • bewegingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly