HC 2: Advertising & Memory Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Memory

A
  • influences all of the stages in the DAGMAR model
  • is involved in recording, storing and retrieving info
  • influences perception, encoding and storage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Encoding

A

= informatie in je systeem krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

storage

A

= information in je brein opslaan (lange en korte termijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

retrieval

A

= informatie halen uit je geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Memory experiment: Sperling 1960

A

Liet heel snel een groep letters zien in drie rijen. Hij voegde daar een hoge/middelhoge/lage toon aan toe (dit sloeg op welke rij je moest onthouden nadat je de letters had gezien).
* als je dit deed –> beter geheugen, er is een soort memory trace die je kunt oppikken als het weg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bewijs voor gescheiden systemen (STM en LTM)

A

STM retrieval is sneller dan LTM, maar gelimiteerde capaciteit van 7 stuks informatie tegelijkertijd

Primacy effect: (meer geoefend –> LTM) items in het begin van de lijst worden beter onthouden

LTM = Semantic coding, woordbetekenissen (bijv: in de war raken door woorden zoals ‘big’ en ‘huge’)

Recency effect: (still in STM)
items aan het eind van de lijst worden beter onthouden

STM = gevoelig voor fonologisch en akoestisch coderen (bijv: in der war raken door ‘pee’ en ‘tea’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn STM en LTM echt aparte constructen?

A

Fergus Craik –> focussen op de manier hoe het verwerkt wordt, je hebt de verdeling STM en LTM niet nodig

Hitch & Baddely –> verlaat het idee van de twee aparte systemen niet helemaal, maar voeg er iets aan toe
- Multi-component working memory model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hitch & Baddely: Multi-component working memory model

A

! Main idea: ‘central executive’ determines where the attention goes to and which information is stored in the LTM

–> Dus: attention can determine whether you use your STM or LTM

Meer over het model:
Deze ‘central executive’ zonder eigen opslagcapaciteit, coördineert een aantal sub-systemen:
- phonological loop = STM: language (sound & speech)
- Visuospatial sketchpad (brief storage visual info)
- episodic buffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Explicit (assessing memory)

A

= conscious awareness

Explicit recognition tasks:
- recall
- recognition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Implicit (assessing memory)

A

= unconscious awareness

Implicit perception tasks:
- word stem completion –> COM…
- word fragment identification –> C.M.U.E.
- lexical decision task –> BOY BRK BLF BAT - is it a word? (decision faster when seen before)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Priming

A

= het fenomeen dat je wordt blootgesteld aan een object of woord in een context, wat de toegankelijkheid van het woord verhoogt in je hoofd. Dus een prime op 1 moment, beïnvloedt de evaluatie/gedrag/herinnering van een later moment

! Niet alle studies over prime zijn repliceerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Experiment primes: Jacoby 1983

A

Primes kunnen het impliciete en expliciete geheugen anders beïnvloeden:
–> effecten van eerdere woorden met of zonder context (bv. ‘hot’)
- implicit perception task
- explicit recognition task

Bij de groep die van tevoren het woord ‘hot’ te zien kreeg als context voor het volgende woord ‘cold’ –> verhoogde recognition (explicit memory), maar perceptie was lager (implicit memory)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het idee van priming

A

= idee dat alles in je hoofd verbonden/geassocieerd is aan elkaar (soort word-web) –> kikker > groen > kleur

Als je een concept primed, veel andere concepten automatisch ook. Dit heeft een effect op je besluiten.

In marketing: als het merk een positieve link heeft met dingen, wordt de attitude tegenover het merk ook positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

John Bargh

A

People are like fish: we’re simple, signaal dat we naar links moeten, dan gaan we naar links –> directe link tussen perceptie en doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Priming experiment: Bargh, Chan & Burrows - ‘elderly’

A

Zinnen maken met woorden over ‘elderly’ daarna weglopen. Duur van het weglopen werd opgemeten:
- mensen die werden geprimed met het concept ‘elderly’ liepen slomer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Priming experiment: Harris, Bargh & Brownell - priming effects of tv food advertising on snacking

A

Ze lieten gold fish crackers zien en maten op hoeveel kinderen aten:
- het kijken naar een food ad verhoogde de voedselinname

17
Q

Priming extravagance experiment

A

Scrambled sentences task: woorden in de goede volgorde zetten
- extravagance priming (“geld zo triviaal verspillen aan dingen”) en een controle groep zonder extravagance priming (“weigerde dragen om een oudere bagage te helpen”)

Daarna een besluit maken voor zichzelf en advies geven aan een ander over goedkope of dure sokken:
- mensen die geprimed waren op extravagance adviseerden duurdere sokken (en zelf de goedkope)

Je kunt gedrag dus beïnvloeden op een subtiele manier

18
Q

supraliminal primes

A

mensen zijn zich niet bewust van het verband

19
Q

subliminal primes

A

mensen zijn zich niet bewust van de stimulus

20
Q

online choice/decision

A

decisions made immediately, as we take in the info we decide
- recalled arguments weakly related to evaluation

21
Q

Memory-based choice

A

later (in-store)
- recalled arguments strongly related to evaluation

22
Q

Stimulus-based strategie

A

= in de aanwezigheid van de producten, in de winkel (terplekke)

23
Q

memory-based strategie

A

= bij afwezigheid van het product, je weet al wat je wil als je in de autowinkel staat

24
Q

Werkt priming altijd beter?

A

nee –> implicatie:
- kan averechts werken voor je doelen
- je kunt ook gerelateerde dingen prime (is niet wat je wil): Coca cola ipv dr. pepper
- bij een negatieve priming van een bepaald merk, worden andere merken die erop lijken ook direct geprimed
- is risky voor kleine merken

25
Q

Soorten interferentie

A
  1. retroactive interference
  2. proactive interference
  3. competitive interference
  4. contextual interverence
26
Q

Retroactive interverence

A

nieuwe info tast eerder geleerd materiaal aan

27
Q

Proactive interverence

A

Eerder geleerd materiaal tast nieuwe info aan

28
Q

competitive interverence

A

bij gelijkwaardige producten (coca cola en pepsi)

29
Q

Contextual interverence

A

Bij gelijkwaardige context (ijsbeer van coca cola en een kauwgommerk)

30
Q

Onderzoek naar competitive retroactive interference

A

eerst target ads en daarna confusion ads:
–> er was meer competitive retroactive interference bij vergelijkbare producten

Toen eerst confusion ads en daarna target ads:
–> meer competitieve proactive interference bij gelijkwaardige producten (proactive interference zou toenemen met de tijd)

31
Q

Is interference een probleem?

A

Moderated by processing goal: een probleem als consumenten geen voorkeur hebben voor een product

Moderated by familiarity: goed nieuws voor bekende merken en niet voor minder bekende merken
- betere integratie in bestaande schema’s
- meer aandacht voor bekende merken

32
Q

Voordeel van interference voor copycats

A

zij willen verwarring veroorzaken bij de consument om hun merk te linken aan het bekende merk

33
Q

Wat kun je doen tegen interference?

A

Repeat (the ad):

  • meer aandacht krijgen
  • verschillende codering veroorzaken (afh. van stemming, context)
  • retrieval: elke keer dat je het ziet is het een leermoment

Maar: U shape! Te vaak herhalen kan leiden tot irritatie en verveling

34
Q

Selective information search

A

Eerst de ad zien en dan cola drinken
- Wat je adverteert kan de ervaring beïnvloeden

Ad before heeft dus ook meer impact (alsnog afhankelijk van het product)

35
Q

selective retrieval/distortion

A

Eerst cola drinken en daarna de ad zien
- kan positief of negatief zijn