HC 1 - Integrative Omics Flashcards

hoorcollege 1

1
Q

Methodologisch reductionisme

A

Proberen het systeem in individuele delen en interacties te verklaren
> probleem: in de biologie lastig transponeerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Systeembiologie

A

Holistische aanpak, alle gereduceerde componenten worden samengebracht en kijken hoe deze samenwerken (interacties tussen systemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In silico is een belangrijk model voor systeembiologie door de complexiteit ervan voor het meten. Waarop is in silico gebaseerd?

A

Op voorspellingen aan de hand van data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is reductionisme nodig voor de systeembiologie

A

Validatie is nodig op reductionistisch niveau
> systeembiologie is strict afhankelijk van reductionistisch onderzoek om de details van bezittingen voor reconstructie van systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Methodologisch reductionisme; inductieve redenatie

A

Vanuit geobserveerde experimentele data > algemene aanname > toepassen op niet geobserveerde fenomen
- vaker kwalitatief onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke aanname is belangrijk bij inductieve redenatie?

A

Dat de data leidend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deductieve redenatie

A

Op basis van een theorie een hypothese maken en een experiment opzetten die de hypothese al dan niet falsificeert.
-Popper: hypothese kan nooit geverifieerd worden alleen maar gefalsificeert
-Hoe meer tests de hypothese overleeft zonder falsificatie, hoe aannemelijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conjecture

A

Uit een patroon op basis van correlatie een hypothese opstellen > hiermee kun je geen causaliteit aantonen, daarvoor moet perturbatie worden gedaan (experiment nodig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil conjecture en theorie

A

Conjecture: op basis van correlatiepatroon
Theorie: op basis van test of vooringenomen kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Traditionele onderzoeksmethode (eerste dimensie)

A

-Hypothese-gedreven deductie
-Occam’s Razor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Occam’s Razor

A

De meest simpele verklaring voor een fenomeen is meestal de juiste, op deze manier wordt in de eerste dimensie nieuwe hypotheses en experimenten opgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Data-mining-inspired induction (tweede dimensie onderzoeksmethode)

A
  • Data verkrijgen en uit de patronen een hypothese opstellen > alleen correlatie aantonen
    -Omics approach: data interpretatie naar een hoger niveau tillen om nieuwe inzichten op zichzelf te onthullen
    -Next-level inductive reasoning (enige keer dat dit goed is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Correlatie kan nooit de causaliteit vervangen: wat is er nodig om causaliteit aan te tonen?

A

Real life setting experiment (kan niet met computers) > bv knockouts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat word er als eerste gedaan bij tweede dimensie onderzoek?

A

Cellijnen maken en omics data verkrijgen om hierover een hypothese met klinische impact te vormen op basis van correlaties en validatie ervan via real life experiment
> bv multiple myeloma cellen met hyperactieve pathway > Akt remt FOXO via fosforylatie (kern uit) en FOXO activeert genen voor anti-deling > aantonen causaliteit in experiment (knockout Crispr-Cas9) > hypothese: FOXO fosforylatie veroorzaakt Akt hyperactivatie > transcriptomics uitvoeren met FOXO ko en Akt inhibitor combinatiegroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gene set enrichment analysis (GSEA) bij transcriptomics (genexpressie)

A

Genen worden gerangschikt op verschil tussen de fenotypes die worden getest, bovenin komen dan dus genen met hoge associatie met het fenotype (leading edge subset)
> lijst aflopen en kijken of je een gen tegenkomt die hoort bij een proces bv glycolyse en dan een positieve waarde noteren, kom je een ander tegen dan negatieve waarde: running sum statistics
> plot de running sum: ES (enrichment) values
> normaliseren voor gene set size: NES waarden
> de cutoff: FDR (proportion of false positives): <0.25, resultaat 3/4 betrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een pathway kan bij elkaar veel invloed hebben op het fenotype ondanks

A

Lage individuele differentiewaarden in genexpressie

17
Q

Clinical relevance bepalen van een set genen (bv FOXO dependent genes)

A

-Clusteren op basis van genexpressie, in alle X dimensies voor Y aantal genen wordt algemene gelijkenis tussen patients bepaald

18
Q

K-means clustering machine learning

A

Verdeling maken op basis van de genen > de meest gelijke patients samenvoegen
1. Random aantal (k) means worden geselecteerd in de data
2. k clusters worden geassocieerd met dichstbijzijnde mean
3. centroid van elk van de k clusters worden de nieuwe means
4. convergence door stap 2 en 3 te herhalen.

19
Q

Wat wordt er gedaan na clinical relevance bepalen?

A

De patients bepalen die het meeste baat hebben bij de behandeling en deze meenemen in een clinical trial met remmers

20
Q

GSEA kan … identificeren

A

upgereguleerde pathways

21
Q

Stel GSEA ontdekt dat IGF1 pathway is upgereguleerd bij de remmers voor de Akt (kinase, die FOXO fosforyleert). Wat nu?

A

Nieuwe hypothese, en combinatie therapie met IGF1R remmers

22
Q

Synergie

A

Een effect dat ontstaat door een combinatie van toepassingen

23
Q

Third dimension of scientific method: Allochtonous reasoning

A

-Wisselwerking tussen wiskunde
-Allochtonous: buiten de comfortzone van iemand

24
Q

Stappenplan allochtonous reasoning

A
  1. Identificeren van fenomeen van interesse
  2. Data verzamelen (kan omics) (data-mining-inspired)
  3. Systeem simpel proberen te maken (afhankelijkheidsdiagram maken)
  4. Maken boxes and arrows diagram van fenomeen en context
  5. Bepaal hoe elke component wiskundig kan worden omgezet (halfwaardetijd, expressiewaardes)
  6. Parameters bepalen voor voorspelling > formules maken > voorspellen hoe een cel reageert in silico
  7. wiskundige resultaten terugvertalen: wat betekent het in biologie?
25
Q

Nadeel in silico

A

Er is niet genoeg data beschikbare van basale concepten (halfwaardetijd bv) om het wiskundig op te kunnen stellen

26
Q

Nadeel oversimplificeren

A

Het is niet meer de waarheid

27
Q

Eis aan de parameters in silico

A

Ze moeten experimenteel gemeten of gefit kunnen worden

28
Q

Parameter fitting

A

De parameters moeten het beste passen bij de twee uitkomsten die je hebt (voor en na-value > miljoenen scenario’s waaruit de computer de beste kiest > kan ook biologisch onmogelijk zijn: nadeel)

29
Q

Overfitting en underfitting bij parameter fitting

A

-Overfitting: meer parameters dan gerechtvaardigd door de data > noise is geïnterpreteerd als een structuur > violation Occam’s Razor.
-Underfitting: er missen parameters

30
Q

Waarom in silico?

A

Omdat een systeem te complex kan zijn om in vitro te simuleren
> bv germinal center reacties in het veroorzaken van lymfoom > zijn er targets te onderscheiden?

31
Q

Wat zijn master regulator transcriptiefactoren?

A

De TF’s die genexpressie bepalen en worden bepaald door cellulaire interacties > dit bepaalt het fenotype

32
Q

Wat wordt er gedaan met het afhankelijkheidsdiagram?

A

Er worden differentiaalvergelijkingen opgesteld op basis van afhankelijkheidsdiagrem (pijlenschema) op basis van literatuur, dit is puur hypothetisch.
> parameters zoeken die eindwaarden kunnen voorspellen door het toepassen op de beginwaarden
> parameters kunnen veranderen want de differentiaalvergelijkingen en cosntanten zijn fictief en voorspellingen

33
Q

In silico wordt gebruikt om met een complex systeem …

A

een hypothese te ontwikkelen om die in vitro/ in vivo te testen

34
Q

Multidimensionele onderzoeksmethode: wat te doen met resultaten en probleem van inductie

A

-Biologische kennis is nodig voor observatie, experimentatie en interpretatie
> nieuwe onderzoeksvraag maken (langzaam en biased door persoonlijke hypothese uit literatuur)
> uit big data/mathemathische modelling / allochtone redenatie: verkrijgen geen universele waarheid: acceptatie van inductieve redenatie

35
Q

Alle dimensies van onderzoek kunnen … worden gebruikt

A

synergetisch

36
Q

Principe agent-based modelling

A

Representeren van discrete biologische processen als gecompartimentiseerd (spatiaal gedefinieerde) modellen –> emulatie
> interacties met omgeving simuleren: in silico model van een cel in context
> modelleren single cell behavior in bv GC environment (waar klasseswitch en affiniteitsmaturatie plaatsvindt in lymfeknoop)

37
Q

Voordelen synergetische blending (multidimensionele onderzoek), nadelen aparte dimensies

A

-Dimensie 1: filosofisch clean maar confounded door aannames
-Dimensie 2: handig voor grote ruimes exploreren maar kan geen universele waarheid bieden
-Dimensie 3: precies en falsificeerbaar, snel en goedkoop, maar geen sterke standaard opererende procedures

38
Q

Wet-lab perspective en gneeric recommendations

A
  1. start met big data
  2. bepaal associaties en correlaties
  3. mathematisch: filteren fake correlaties
  4. iteratief (ga terug naar 1)
  5. overlevende associaties zijn kandidaten voor verdere experimentele/computionele testing
    wet lab perspective; de uiteindelijk overlevende hypotheses meoten getest worden voor validiteit in conventionele experimenten