Handboek Chapter 7: Indicatiestelling Flashcards
1
Q
Bij welke drie klachtenpatronen kan EMDR worden overwogen?
A
- acute stress stoornis (ASS), posttraumatische stressstoornis (PTSS) ten gevolge van een eenmalige gebeurtenis (Type-I trauma)
- overige aan schokkende, beschadigende gebeurtenissen (waaronder psychotraa) gerelateerde problematiek
- problematiek samenhangend met dominerende disfuntionele leefregels en kernopvattingen, met name aangaande het zelfbeeld en het mensbeeld van de patiënt
2
Q
Stoornissen waarbij een trauma een rol kan spelen
A
- Paniekstoornis (controle)
- Sociale angst (Zelfwaardering, controle)
- Specifieke fobieën met een traumatische achtergrond (bv stikfobie, fobie voor autorijden, medische fobieën, etc) (Controle en soms Gevaar)
- Reactieve stemmingsstoornissen (zelfwaardering, verantwoordelijkheid en schuld)
- Rouw (Schuld, zelfwaardering, controle)
- Obsessieve-compulsieve stoornis (controle)
- Gegeneraliseerde angststoornis (Zelfwaardering, met namen ‘incompetentie’, controle)
- Aanpassingsstoornis (controle, zelfwaardering)
- Eetstoornis (controle, zelfwaardering)
- Psychose (controle)
3
Q
Wat is een flash forward?
A
Een fantasie over de toekomst. Meestal is dat een specifieke rampzalige afloop van een confrontatie met een angstwekkend object of bedreigende situatie.