Halloween Flashcards
1
Q
Ergens niet omheen kunnen.
A
Niet kunnen doen alsof het niet bestaat.
2
Q
In de ban zijn van.
A
Erg veel aandacht hebben voor.
3
Q
De verbastering.
A
De vervorming van een woord.
4
Q
De toename.
A
De stijging, de groei.
5
Q
In trek zijn.
A
Gewild zijn.
6
Q
De generatie.
A
Een groep mensen van ongeveer dezelfde leeftijd.
7
Q
Hectisch.
A
Druk en rommelig.
8
Q
Inspelen op.
A
Op iets reageren.
9
Q
De kritiek.
A
Het noemen van fouten van iets of iemand.
10
Q
Commercieel.
A
Bedoeld om geld aan te verdienen.