H8 Flashcards

1
Q

opvoeden

A

is het ondersteunen van een kind in zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pedagogisch handelen

A

begeleiden, aansturing en het mogelijk maken van ontwikkeling van het kind (op kwaliteitsbewust en verantwoordelijke manier, verzorgen en opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 opvoedingstijlen

A
  • autoritair
  • verwaarlozend
  • permissief (toegeefelijk)
  • democratisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doen opvoedingstijlen

A

methodes en uitgangen en de manier waarop pedagogisch handelen gebeurt (manier hoe opvoeder zich gedraagt in een situatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bepaalt welke stijl je gebruikt hangt af van?

A

-pedagogische visie
-persoonlijkheid
-achtergrond
- opvoeder hun eigen opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pedagogische visie /opvoedingsvisie

A

het onderzoekt welke kenmerken van de opvoeding de meest positieve bijdragen leveren bij ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 soorten opvoedingsvisies

A
  1. nurture/ optimistische mensvisie
  2. nature/pessimistische mensvisie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nurture/ optimistische mensvisie

A

n; kind wordt als een onbeschreven blad geboren
op.m; opvoeders hebben een groot aandeel bij de opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nurture/ optimistische mensvisie

A

n; kind wordt geboren en er liggen al een aantal dingen vast (bv; temperament)
ps.m; opvoeders kunnen niet meer veel doen (persoontje is al gevormd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opvoedingsvaardigheden

A

correcte positieve handelingen en houdingen die de opvoeder kan bieden om ontwikkeling van kind te stimuleren (positief bekrachtigen, leiding geven, grenzen stellen en structuur geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

schematische voorstelling

A

opvoeden is -> pedagogisch handelen-> vanuit opvoedingsvisie+ opvoedingsstijl-> door middel van opvoedingswaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de autoritaire opvoedingsstijl

A

-gaan om regels, opvoeder neemt beslissingen en bepaalt welke regels er gelden
-weinig ruimte voor discussie en niet luisteren betekent een straf
-duidelijk beeld van verwachtingen, weet hoe zich te gedragen
-kan bij het kind leiden tot weinig zelfvertrouwen en minder zelfstandigheid, met als gevolg laag zelfbeeld
-kind ervaart weinig betrokkenheid en warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

democratische opvoedingsstijl

A

-draait rond betrokkenheid (ontplooiing en ontwikkeling van kind)
-kind en opvoeders staan gelijk naast elkaar
-er zijn duidelijke grenzen en verwachtingen, maar vooral focus op welbevinden van kind (krijgt inspraak)
-straffen worden af en toe toegepast maar enkel als het nodig is
-kinderen hebben veel zelfvertrouwen, omdat ze voldoende ondersteuning en positieve bekrachtigen hebben ervaren
-voelen zich gerespecteerd en uiten dat naar omgeving
-> risico is dat grens van opvoeder en kind (soms)vervaagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

toegeeflijke opvoedingsstijl (permissieve)

A

-veel aandacht aan de noden en wensen van het kind
-kind krijgt meeste inbreng en weinig gestraft
-opvoeders voor onzeker over eigen opvoeding (stellen kind voorop)
-kinderen kennen hierdoor weinig conflicten omdat ze (bijna) alles mogen
kan ervoor zorgen dat het kind egoïstisch wordt en geen rekening houdt met anderen
-kan ook moeilijk omgaan met emoties (teleurstelling, woede) kan later problemen geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verwaarlozende opvoedingsstijl

A

-zonder, regels grenzen of verwachtingen
-kind wordt aan lot overgelaten, geen ondersteuning, begeleiding of warmte(zelf ontdekken)
-hebben problemen met andere vertrouwen (moeilijk hulp aanvaarden) en eenzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

6 soorten van opvoedingsvisies

A
  1. nieuwe autoriteit, geweldloos verzet en waakzaam verzorgen
  2. onvoorwaardelijk ouderschap
  3. Pedagogische civil society
  4. autonomie ondersteunend opvoeden
  5. Afgestemd opvoeden
  6. positief ouderschap
17
Q
  1. nieuwe autoriteit, geweldloos verzet en waakzaam verzorgen
A

opvoeden is de basishouding en moeten daarom aanwezig zijn, en niet vanuit gezag, een samenwerking tussen opvoeder en het kind

18
Q

2.onvoorwaardelijk ouderschap

A

opvoeders moeten houden van hun kinderen, zonder voorwaarden. het gedrag van een kind laat emoties zijn, als opvoeders gevolgen koppelen hieraan ze voorbij de emoties. elk kind heeft nood aan onvoorwaardelijke liefde

19
Q
  1. pedagogishe civil society
A

Dr. Bini Singh is kinderpsychiater en zegt(it takes a village to raise a child) opvoeden is een gedeelde verantwoordelijkheid van vele mensen, naast ouders maken ook (leraren, trainers, grootouders..) deel uit van dit netwerk.

20
Q
  1. autonomie ondersteunend opvoeden
A

Maarten Vansteenkiste, opvoeders moeten groei maximaal ondersteunen door met warme en gestructureerde aanpak te werken aan zelfstandigheid van het kind (natuurlijke ontdekkingsdrang tegen komen)

21
Q
  1. Afgestemd opvoeden
A

duurzame antwoorden geven op opvoedingsvragen, het bijdragen aan toekomstige maatschappij, vertrouwen op innerlijke en de waarheid

22
Q
  1. positief ouderschap
A

inzicht in agressief en antisociaal gedrag van het kind, escalaties vermijden om een beter gevoel te geven, opvoeding geeft bescherming tegen negatieve invloeden (stress) en ze gaan het positief gedrag ook belonen

23
Q

Invloeden van pedagogisch handelen

A
  1. persoonlijke invloeden en 2.omgevingsinvloeden
24
Q

1.persoonlijke invloeden

A

eigenschappen, kenmerken ervaringen die uniek zijn voor een persoon
we hebben pedagogische vraag (van het kind) en aanbod(reactie/antwoord) van ouder
-het is een tweerichtingsverkeer; opvoeder heeft invloed op kind (het gedrag) en kind beïnvloed het pedagogisch handelen van de opvoeder

25
Q
  1. omgeving invloeden
A

externe invloeden, van in leefsituatie van kind, omstandigheden, sociale omgeving, de cultuur, rituelen, en sociale relaties

26
Q

Balansmodel

A

kijk niet alleen naar opvoeder en kind maar ook factoren die opvoeding kunnen beïnvloeden (draagkracht en last staan centraal), we hebben daarin beschermende factoren en risicofactoren

27
Q

beschermende factoren

A

eigenschappen, omstandigheden waardoor opvoeding goed gaat (draagkracht)

28
Q

risicofactoren

A

eigenschappen, omstandigheden waardoor opvoeding moeilijker gaat (draaglast)

29
Q

microsysteem

A

ouders, kind en gezinsfactoren

30
Q

micro-opvoedingsmilieu

A

gezin heeft grootste invloed op het kind en geeft een veilige basis, kan zich daardoor zich zelf zijn (dit zijn de directe opvoeders)

31
Q

soorten gezinnen

A

-zie blad

32
Q

mesosysteem

A

sociale factoren (gezins-en buurtfactoren) de steun van familie/vrienden, de school en opvang voor een kind als leer plek en voor vrienden

33
Q

macrosysteem

A

sociaal economische gezinsfactoren (goed inkomen en opleiding), culturele factoren (waarden die overeenkomen met maatschappij), beschermende maatschappelijke factoren( stabiel politiek systeem en een sociaal klimaat+ open samenleving)

34
Q
A