H6 - TERMEN Flashcards

1
Q

Gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens beweert dat het een vergissing was en dan de prijs verhoogt. Vaak stemt de klant alsnog in met de koop tegen die hogere prijs

A

Lowballing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drijfveer of onaangenaam gevoel van spanning dat wordt veroorzaakt door twee of meer onverenigbare cognities.

Volgens latere definities wordt cognitieve dissonantie veroorzaakt door het feit dat men een handeling verricht, die in tegenspraak is met de gebruikelijke positieve opvatting van zichzelf

A

Cognitieve dissonantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen en die over het algemeen wordt gereduceerd door de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te vergroten en die van de verworpen alternatieven te verkleinen

A

Postdecision dissonance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neiging om iets waar je hard voor hebt gewerkt aantrekkelijker te gaan vinden

A

Rechtvaardiging van inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In de context van de dissonantietheorie is dit een manier om dissonantie te verminderen: door onszelf te herinneren aan een of meer positieve eigenschappen

A

Zelfbevestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Redenering om de dissonantie op te heffen die ontstaat als je een mening verkondigt die in tegenspraak is met je opvattingen of attitudes

A

Counter-attitudinal advocacy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neiging om de eigen acties te rechtvaardigen om daarmee het gevoel van eigenwaarde in stand te houden

A

Zelfrechtvaardiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mensen bewust maken van de dissonantie tussen wat ze zeggen en wat ze doen, met als doel mensen aan te zetten tot verantwoordelijk gedrag

A

Hypocrisie-inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Idee dat mensen behoefte hebben om bevestiging te zoeken voor hun zelfconcepten, of die nu positief zijn of negatief. In sommige situaties kan die behoefte in conflict komen met het verlangen om een positief beeld van zichzelf in stand te houden

A

Zelfverificatietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van zelfrechtvaardiging

A

Zelfoverreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reductie van dissonantie door iets in zichzelf te veranderen (bijvoorbeeld attitudes of gedrag)

A

Interne rechtvaardiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dissonantie die ontstaat als iemand te weinig externe rechtvaardiging ervaart voor het weerstaan van een gewenste activiteit of een gewenst voorwerp; gewoonlijk zal de betrokkene de verboden activiteit of het onbereikbare voorwerp dan minder aantrekkelijk gaan vinden

A

Onvoldoende straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De neiging om de intensiteit en duur van onze reacties op de toekomstige negatieve gebeurtenissen te overschatten

A

Impact bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reductie van dissonantie door te verwijzen naar reden of verklaring buiten de betrokkene (bijvoorbeeld het ontvangen van een grote beloning of het vermijden van een zware straf)

A

Externe rechtvaardiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly