H4 - TERMEN Flashcards
Beschrijving van de manier waarop mensen de oorzaken van hun eigen en andermans gedrag verklaren
Attributietheorie
De neiging vast te houden aan een oorspronkelijk oordeel, zelfs wanneer we geconfronteerd worden met informatie die ons tot heroverweging zou moeten aanzetten
Belief perseverance
Interpreteren van de betekenis van non-verbaal gedrag van andere mensen, zoals de conclusie dat een klopje op de rug een uitdrukking van minachting is, en niet van vriendelijkheid
Decoderen
Gevolgtrekking dat iemand zich op een bepaalde manier gedraagt als gevolg van de situatie waarin diegene zich bevindt; de aanname is dat de meeste mensen op dezelfde manier op zo’n situatie zouden reageren
Externe attributie
Het analyseren van andermans gedrag door eerst een automatische interne attributie te maken en dan pas na te denken over mogelijke situationele oorzaken van het gedrag, op basis waarvan de oorspronkelijke interne attributie eventueel kan worden aangepast
Tweeledig proces van attributie
De neiging om te denken dat andere mensen ontvankelijker zijn voor attributionele fouten dan wijzelf
Blinde vlek-bias
De aanname dat mensen krijgen wat ze verdienen en verdienen wat ze krijgen. Slechte mensen overkomen nare dingen, goede mensen overkomen goede dingen
Geloof in een rechtvaardige wereld
Gevolgtrekking dat iemand zich op een bepaalde manier gedraagt als gevolg van de persoon zelf, zoals attitude, karakter of persoonlijkheid
Interne attributie
Informatie over de mate waarin anderen zich op dezelfde manier als de betrokkene zelf gedragen ten opzichte van een bepaalde stimulus
Informatie over consensus
Cultureel bepaalde regels over welke non-verbale gedragingen gepast zijn om te laten zien
Manifestatieregels
Neuronen die reageren als wij zelf een bepaalde handeling verrichten en als we een ander deze handeling zien verrichten
Spiegelneuronen
Een gelaatsuitdrukking waarin een deel van het gezicht de ene emotie uitdrukt, terwijl een ander deel van het gezicht een andere emotie uitdrukt
Vermenging van affect
De manier waarop we ons een indruk vormen van en conclusies trekken over andere mensen
Sociale perceptie
Informatie over de mate waarin de betrokkene zich op dezelfde manier gedraagt ten opzichte van verschillende stimuli
Informatie over onderscheidend vermogen
Theorie die stelt dat om een attributie te kunnen maken over de oorzaak van iemands gedrag, we systematisch kijken naar het patroon tussen de aan- of afwezigheid van mogelijke causale factoren en het al dan niet optreden van het gedrag
Covariatiemodel
Manier waarop mensen opzettelijk of onopzettelijk communiceren zonder woorden; non-verbale signalen zijn onder meer gelaatsuitdrukkingen, stemgeluid, gebaren, lichaamshouding en -beweging, aanraking en oogcontact
Non-verbale communicatie
Uitdrukken of voortbrengen van non-verbaal gedrag, zoals glimlachen of iemand op de rug kloppen
Coderen
Verklaringen van eigen successen toeschrijven aan interne, dispositionele factoren en verklaringen van eigen mislukkingen toeschrijven aan externe, situationele factoren
Zelfdienende attributie
Non-verbale gebaren met een duidelijk omschreven definitie binnen een bepaalde cultuur, meestal met een rechtstreeks verbaal equivalent, zoals de opgeheven duim
Emblemen
Informatie over de mate waarin het gedrag tussen een betrokkene en een stimulus hetzelfde is onder verschillende omstandigheden en over tijd
Informatie over consistentie
Betekenisvolle conclusies trekken over iemands persoonlijkheid op grond van extreem kortdurende uitingen van diens gedrag
Thin-slicing
Het ogenschijnlijke belang van de informatie waarop mensen hun aandacht gericht hebben
Perceptuele saillantie
Als het aankomt op het vormen van een indruk, beïnvloeden de eerste indrukken die we van anderen krijgen hoe we informatie interpreteren die we later krijgen
Primacy effect