h6 frans zinnen Flashcards

1
Q

kun je je voorstellen?

A

tu peux te présenter?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tu peux te présenter?

A

kun je je voorstellen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ik heet puck en ik ben 14 jaar

A

je m’appelle Puck et j’ai 14 ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

je m’appelle Puck et j’ai 14 ans

A

ik heet puck en ik ben 14 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik kom uit Assen, in Nederland.

A

Je viens d’Assen, aux Pays-Bas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je viens d’Assen, aux Pays-Bas.

A

Ik kom uit Assen, in Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik ben van Marokkaanse afkomst.

A

Je suis d’origine marocaine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik lijk op mijn zus, maar zij is minder serieus dan ik.

A

Je ressemble à ma sœur, mais elle est moins sérieuse que moi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je suis d’origine marocaine.

A

Ik ben van Marokkaanse afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb een zusje en een halfbroer.

A

J’ai une petite sœur et un demi-frère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

J’ai une petite sœur et un demi-frère

A

Ik heb een zusje en een halfbroer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je ressemble à ma sœur, mais elle est moins sérieuse que moi.

A

Ik lijk op mijn zus, maar zij is minder serieus dan ik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik kan goed opschieten met mijn zusje.

A

Je m’entends bien avec ma petite sœur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je m’entends bien avec ma petite sœur.

A

Ik kan goed opschieten met mijn zusje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met mijn halfbroer heb ik de hele tijd ruzie.

A

Avec mon demi-frère, on se dispute tout le temps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Avec mon demi-frère, on se dispute tout le temps

A

Met mijn halfbroer heb ik de hele tijd ruzie.