H5: serumeiwitten Flashcards

1
Q

functie van serumeiwitten

A
  • bepalen en onderhouden vd oncotische druk
  • transportfunctie
  • rol bij zuur/base evenwicht
  • rol als bioactieve stof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar is de synthese van serumeiwit?

A

predominant plaats in de lever met uitzondering van immunoglobulines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

albumine functie

A
  • draagt sterk bij tot de colloïd osmotische druk van plasma
  • synthese wordt geremd indien COD intravasculair toeneemt door toename van andere eiwitten
  • bindt en transporteert positief geladen moleculen
  • niet polaire bindingsplaatsen voor medicamenten, hormonen, lipiden en bilirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hyperalbuminemie

A

= dehydratatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

functie acute fase eiwitten

A

eiwitten spelen een cruciale rol in de immuunrespons en herstellen de homeostase tijdens acute of chronische ontstekingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CRP waarden?

A
  • normale omstandigheden = afwezig
  • referentie waarde < 5mg/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie van CRP

A

CRP initieert opsonisatie proces door adhesie aan fagocyterende cellen en activatie complementsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

diagnose van systemische ontstekingsziekten

A

> 100 mg/L = bacteriële infectie/sepsis
< 100 mg/L = lichtere bacteriële infecties, ernstige virale infecties
< 40 mg/L = virale infecties, schimmelinfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CRP
++ en –

A

++ = snel en gevoelig
– = niet specifiek, ook stijging bij ischemie, maligniteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

A1AT wat?

A

= protease-inhibitor en behoort tot serpines
= bescherming van cellen door remming van neutrofiel elastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

referentie waarde A1AT?

A

0,9 - 0,2 g/L voor volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indicatie van A1AT-deficiëntie

A
  • vermoeden van A1AT deficiëntie = longemfyseem
  • intrahepatische opstapeling in lever
  • bevestiging door genetisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ceruloplasmine wat + referentie waarde?

A

= belangrijkste koperbindende eiwit
= ref. waarde 0,2 - 0,6 g/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie van ceruloplasmine

A

transport van koper in bloed
oxidatie van Fe²+ naar Fe³+ zodat ijzer aan transferrine kan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ziekte van Wilson

A

= defecte inbouw van koper in ceruloplasmine
= geen koper excretie in gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ziekte van Menke

A

= defect in afgifte van koper door de darmmucosa

17
Q

haptoglobine: ref. waarde?

A

1 - 3 g/L

18
Q

daling van haptoglobine

A
  • opsporing van intravasculaire hemolyse
  • inefficiënte erythropoëse
  • leverziekte
19
Q

stijging van haptoglobine

A

acuut fase eiwit

20
Q

bèta-2-microglobuline wat?

A

beta keten van MHC klasse-1 moleculen aanwezig op gekernde cellen (zie immunologie)

Klein eiwit 11,8 kDa wordt gefilterd door de glomerulus en volledig gereabsorbeerd t.h.v. proximale tubulus

21
Q

referentie waarde?

A

< 2,2 mg/L

22
Q

stijging van MHC-1

A

inflammatie
auto-immuunaandoeningen
tumoren
transplant rejectie
B-cel/plasmacel neoplasma

23
Q

indicatie van MHC 1?

A

evaluatie proximale tubulusfunctie
prognostische parameters bij de ziekte van Kahler, chronische lymfatische leukemie

24
Q

transferrine
- waar nodig?

A
  • cruciaal in ijzermetabolisme
  • belangrijkste eiwit voor ijzertransport
     1 transferrine molecule kan 2 Fe3+ ionen binden
     transport van de darm naar lever/RES
     incorporatie in ferritine en hemosiderine voor opslag (lever, milt, beenmerg) of gebuikt voor synthese van hemoglobine, myoglobine of cytochroom
25
Q

toename van transferrine?
daling van transferrine?

A

ijzerdeficiëntie
ijzerstapeling, inflammatie en malnutritie

26
Q

serum eiwitelektroforese?

A
  • elektroforese scheidt geladen deeltjes, zoals eiwitten oiv een elektrisch veld
  • gelelektroforese (agarose) of capillaire zone elektroforese
27
Q

toepassing van serum eiwitelektroforese

A

eiwit elektroforese = opsporen van monoclonale eiwitten

immuunfixatie = opsporing en identificatie monoclonaal eiwit

28
Q

wat zijn M-proteïnen?

A

= monoklonale immuunglobulinen die ontstaan bij klonale proliferatie van B-cellen/plasmacellen
= monoklonale gammopathie

29
Q

identificatie van M-proteïne mbv immuunfixatie

A
  • eiwitten worden gescheiden door agarose-gel-elektroforese
  • aanbrengen van specifieke antistoffen gericht tegen de zware keten van IgG, IgM en IgA en de lichte ketens kappa en lambda
30
Q

multipele myeloom diagnose: labo bloedonderzoek

A

CRAB criteria
serum eiwitelektroforese en immuunfixatie
dosage van vrije lichte ketens in serum
doseren IgG, IgA, IgM in serum

31
Q

multipele myeloom diagnose: beenmergonderzoek

A

morfologisch
immuunfenotypering
genetisch onderzoek

31
Q

CRAB criteria

A

C = hypercalciëmie
R = renaal
A = anemie
B = bot