H5 Begrippen Flashcards

1
Q

Mangrove

A

Boom die langs tropische kusten leeft in zout water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tropisch Regenwoud

A

Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Savanne

A

Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanlandige wind

A

Wind vanaf zee. Heet ook Zeewind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Steppe

A

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aardas

A

De denkbeeldige lijn van de Noordpool naar de Zuidpool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aflandige Wind

A

Wind vanaf land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied. Heet ook Economische Migrant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Armoedegrens

A

Het minimale inkomen dat je nodig hebt om goed te kunnen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Artsendichtheid

A

Het aantal artsen per duizend inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Autonomie

A

Vrijheid van een land of gebied om eigen wetten en regels te bepalen. Heet ook Zelfbestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Basisbehoefte

A

Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunne leven: Voedsel, huisvesting, onderwijs, en gezondheidszorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beroepsbevolking

A

Mensen die betaald werk (willen) doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bilaterale Hulp

A

Hulp die het ene land direct aan het andere land geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BNP Per Inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar. Bereken je: bnp / het aantal inwoners van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Braindrain

A

Het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buitenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bruto Nationaal Product (BNP)

A

Het geld dat alle inwoners in een land per jaar samen verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Buitenlandse Investering

A

Investering van een buitenlands bedrijf in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Corruptie

A

Het stiekem aannemen van geld en in ruil daarvoor mensen voortrekken of diensten bewijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Deelstaat

A

Gebied binnen een land dat voor een deel zelfbestuur (autonomie) heeft. Er is een hoofdstad, er zijn ministeries en er zijn eigen wetten en regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Dienstensector

A

Alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten. Heet ook Tertiaire Sector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diversificatie

A

Het minder eenzijdig maken van de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Duurzame Hulp

A

Hulp waar een land blijvend iets aan heeft. Heet ook Structurele Hulp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Economische Migrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied. Heet ook Arbeidsmigrant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Eindproduct

A

Industrieproduct dat geschikt is voor consumenten en dat ontstaan is uit een halffabricaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Etnische Groep

A

Deel van een volk dat in een ander land (bij elkaar) woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Etnische Minderheid

A

Etnische groep die in een land in de minderheid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Export

A

Uitvoer van goederen en diensten naar een ander land.

30
Q

Halffabricaat

A

Industrieproduct dat nog verder bewerkt moeten worden tot eindproduct.

31
Q

Import

A

Invoer van goederen en diensten uit een ander land.

32
Q

Informele Sector

A

Ongeschoold, slecht betaald werk in de dienstensector dat niet officieel wordt geregistreerd. Mensen betalen geen belasting, maar hebben ook geen recht op uitkeringen.

33
Q

Infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen, en informatie te vervoeren.

34
Q

Intertropische Convergentiezone (ITCZ)

A

Het tropisch minimum.

35
Q

Invoerrechten

A

Belasting op producten die in een land worden ingevoerd.

36
Q

Keerkring

A

De breedtecirkel van 23,5° N.B. en 23,5° Z.B.; grens van de tropen.

37
Q

Kennismigrant

A

Arbeidsmigrant die vanwege zijn kennis verhuist.

38
Q

Kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van (meestal) een Europees land.

39
Q

Krottenwijk

A

Een zelfbouwwijk met slechte huizen, weinig voorzieningen en onzekerheid voor de bewoners of ze er mogen blijven wonen.

40
Q

Menselijke Factor

A

Een verschijnsel verklaren vanuit de mens.

41
Q

Moesson

A

Wind die elk half jaar van richting wisselt.

42
Q

Multiculturele Samenleving

A

Samenleving van mensen uit verschillende culturen.

43
Q

Multilaterale Hulp

A

Hulp van landen die via internationale organisaties aan andere landen wordt gegeven.

44
Q

Natuurlijke Bevolkingsgroei

A

Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes.

45
Q

Natuurlijke Factor

A

Een verschijnsel verklaren vanuit de natuur.

46
Q

Natuurlijke Hulpbron

A

Product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken.

47
Q

Neokolonialisme

A

Afhankelijk van arme landen ten opzichte van rijke landen na de kolonisatie. Arme landen leveren grondstoffen aan en zijn afnemers van industrieproducten uit rijke landen.

48
Q

Niet-gouvernementele Organisatie (NGO)

A

Organisatie die onafhankelijk van de overheid ontwikkelingshulp geeft.

49
Q

Noodhulp

A

Hulp om te kunnen overleven bij een hongersnood of na een natuurramp.

50
Q

Ondervoeding

A

Een tekort aan voedsel

51
Q

Ontwikkeld land

A

Rijk land met een hoog ontwikkelingspeil.

52
Q

Ontwikkelingshulp

A

Steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren.

53
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten.

54
Q

Ontwikkelingsland

A

Arm land met een laag ontwikkelingspeil.

55
Q

Ontwikkelingssamenwerking

A

Rijke landen werken samen met arme landen om hen te helpen hun levensomstandigheden te verbeteren.

56
Q

Opkomend land

A

Land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar wel een snelle economische groei doormaakt.

57
Q

Regionale Ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied .

58
Q

Remittances

A

Geldzendingen door migranten naar het land van herkomst.

59
Q

Ruimtelijke Ordening

A

Het maken van plannen over de inrichting van een gebied.

60
Q

Ruraal-Urbane Migratie

A

Migratie van het platteland naar de stad.

61
Q

Selectieve Migratie

A

Migratie op basis van bv leeftijd, inkomen, en/of geslacht.

62
Q

Sociale Bevolkingsgroei

A

Verandering van het bevolkingsaantal door vestiging min vertrek.

63
Q

Structurele Hulp

A

Hulp waar een land blijvend iets aan heeft. Heet ook Duurzame Hulp.

64
Q

Tertiaire Sector

A

Alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten. Heet ook Dienstensector.

65
Q

Urbanisatie

A

Het proces waarbij steeds meer mensen in de stad gaan wonen. Heet ook Verstedelijking.

66
Q

Urbanisatiegraad

A

Het percentage stedelingen en een land.

67
Q

Urbanisatietempo

A

De snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt.

68
Q

Vrije Wereldhandel

A

Handelssysteem waarbij alle landen in de wereld met elkaar handel kunnen drijven, zonder dat ze elkaar belemmeren.

69
Q

Welvaart

A

Mate waarin iemand genoeg geld heeft om in zijn behoeften te kunnen voorzien. Gaat over het inkomen van mensen.

70
Q

Welzijn

A

Mate waarin iemand toegang heeft tot de basisbehoeften. Gaat over gelukkig en gezond leven.

71
Q

Zuigelingensterfte

A

Het gemiddelde aantal kinderen dat in het eerste levensjaar overlijdt, per duizend levend geboren, per jaar.

72
Q

Suburb

A

Buitenwijk van een stad.