H5 B n-f Flashcards
1
Q
de wedstrijd
A
le concours
2
Q
de toeschouwer
A
le spectateur
3
Q
de groep
A
le groupe
4
Q
de hele wereld
A
le monde entier
5
Q
alleen maar, slechts
A
seulement
6
Q
echt
A
vrai(e)
7
Q
nog steeds
A
encore
8
Q
teleurgesteld
A
déçu(e)
9
Q
ontevreden
A
mécontent(e)
10
Q
het geluk
A
le bonheur
11
Q
ik geloof dat
A
je crois que
12
Q
rond de leeftijd van
A
vers l’âge de/d’
13
Q
optreden, een voorstelling geven
A
donner un spectacle
14
Q
iedere, elke
A
chaque