H5 B f-n Flashcards
1
Q
autant (que)
A
evenveel (als), zoveel
2
Q
dessus
A
boven
3
Q
déjà
A
al
4
Q
encore
A
nog steeds
5
Q
chaque
A
iedere, elke
6
Q
à travers le monde
A
de hele wereld door
7
Q
interroger sur
A
vragen stellen over
8
Q
seulement
A
alleen maar
9
Q
le concours
A
de wedstrijd
10
Q
vrai(e)
A
echt
11
Q
donner un spectacle
A
optreden, een show geven
12
Q
le spectateur
A
de toeschouwer
13
Q
le groupe
A
de groep
14
Q
faire un tabac
A
veel succes hebben
15
Q
le nombre
A
het aantal