H5 Athena toets 1 Flashcards

1
Q

wat doen macrofagen bij astma?

A

macrofagen komen het meest voor in de luchtwegcellen. Ze worden geactiveerd door allergenen dmv een lage affiniteit IgE receptoren en laten dan ontstekingsversterkende mediatoren en cytokines vrij die de ontstekingsreactie versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doen dendritische cellen bij astma?

A

dendritische cellen zijn antigeen presenterende cellen die een reactie aangaan met allergenen in de luchtweg. Na aanraking met een allergeen migreren dendritische cellen naar een lymfeknoop en daar presenteren ze naieve T-cellen om Th2 cellen te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen neutrofielen bij astma?

A

ophoping van neutrofielen komen vaak voor in het slijm van mensen met ernstige astma die een longaanval hebben, mensen met een bacteriële infectie en rokers. Als er neutrofielen in de luchtwegen zitten dan hangt dat vaak samen met een slechte reactie op corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doen eosinophils bij astma?

A

ophoping van eosinofielen zijn bij de meeste patiënten met astma aanwezig in de luchtweg en hangt vaak samen met de ernst van de astma. Eosinofielen bevatten ontstekingsversterkende enzymen en maken leukotriënen en een aantal ontstekingsversterkende cytokines. Corticosteroïden verminderen de eosinofielen in de luchtweg en verbeteren de symptomen van astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doen mast cellen bij astma?

A

De activatie van mast cellen in de luchtwegen maakt bronchocontrictie mediatoren vrij zoals histamine, cysteinyl-leukotriënen
en prostaglandine D2. Mast cellen kunnen geactiveerd worden door IgE-receptoren met een hoge affiniteit voor allergenen
maar ook door osmotische stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doen lymphocyten bij astma?

A

Astma is een voorbeeld van een eosinofiele ontsteking gedreven door Th2 (T-helper cellen subgroep 2) cytokines waaronder
IL-4, IL-5 en IL-13 waardoor IgE overproductie en AHR ontstaan. T-regs (regulatoire T-cellen), die normaal Th2-cellen
onderdrukken en NK-cellen vermeerderen, zijn ook ver- zwakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat kunnen structurele veranderingen zijn na bronchoconstrictie?

A
  • Verdikking van het basaalmembraan
  • Fibrose onder het luchtwegepitheel
  • Hypertrofie (vergroting) en hyperplasie (vermeerdering) van gladde spiercellen
  • Vermeerdering en verwijding van bloedvaten
  • Hyperplasie van de slijmklieren die vervolgens meer uitscheiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

AHR

A

airway hyperresponsiveness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar komt bronchoconstrictie voor?

A

in astmapatiënten als reactie op stimuli, waaronder allergenen, en resulteert in symptomen doordat de gladde spieren rondom de bronchiën samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is bronchoconstrictie?

A

vernauwing van de bronchi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn kenmerken van ACOS?

A
  • rokers

- ouderen mensen met astma en COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn kenmerken van astma met overgewicht?

A

komt voor in patiënten met een verhoogd BMI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn kenmerken an astma met vaste luchtwegbeperkingen?

A

ontstaat vaak in patiënten die al langer astma hebben waarbij de luchtwegen verander zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn kenmerken van exercised- induced astma?

A
  • wordt vaak erger net na het sporten

- valt onder niet-allergische astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn kenmerken van late-onset astma?

A
  • komt vooral voor bij vrouwen
  • begint pas al je volwassen bent
  • valt onder niet-allergische astma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn kenmerken van niet-allergische astma?

A
  • niet geassocieerd met atopie
  • reageert niet goed op inhalatiecorticosteroïden
  • aanwezigheid van neutrofiele, eosinofiele ontsteking (weinig ontstekingscellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn kenmerken van allergische astma?

A
  • komt het meest voor
  • begint tijdens de jeugd
  • geassocieerd met andere allergische ziektes (alle ziektes/aandoeningen die je al hebt gehad in je leven)
  • luchtwegontstekingen met eosinofielen
  • reageren goed op een behandeling met inhalatiecorticosteroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn astma fenotypes?

A
  • allergische astma
  • niet-allergische astma
  • EIA
  • Late-onset astma
  • astma met overgewicht
  • astma met vaste luchtwegbeperkingen
  • astma COPD overlap syndrom (ACOS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de astma cyclus?

A

wanneer je voor lange tijd je astma niet onder controle hebt kan dat leiden tot verandering van de luchtwegen (bijv het vermeerderen en groter worden van gladde spiercellen om de luchtweg) en irreversible progressie van de ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

door welke factoren kan de intensiteit van de klachten wisselen?

A
  • atopie (familaire aanleg voor een allergeen)
  • sporten
  • luchtweginfecties (vaak viraal)
  • veranderingen in het weer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn kenmerken van astma?

A
  • hoesten
  • piepen
  • kortademigheid
  • strak gevoel op de borst
  • luchtwegvernauwing bij de uitademing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen resident airway smooth muscle cells bij astma?

A

Gladde spiercellen van de luchtweg dragen bij aan het ontstekingsproces in astma naast de bronchoconstrictie en AHR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doen epithelial cells bij astma?

A

Epitheelcellen van de luchtweg worden gelinkt aan het maken van ontsteking overstekende mediatoren en activatie van ontstekingscellen. Tijdens een infectie worden deze cellen beschadigd of produceren zo ontsteking overstekende mediatoren waardoor de luchtweg nog meer geobstrueerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat doen inflammatory mediators bij astma?

A

Cytokines reguleren en de immuunrespons in astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Th2 afgeleide cytokines en de functies

A
Il-5 = Eosinofiel differentiatie en overleving
Il-4 = Th2 cel differentiatie
Il-13 = IgE aanmaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn Th1 afgeleide cytokines?

A

Il-1beta en TNF-alfa, die versterken beide het ontstekingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarvoor zijn cysteinyl-leukotriënen?

A

zorgen voor bronchoconstrictie. Als je de productie van die stoffen verminderd kan dat leiden tot verbetering van de astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is Nitric Oxide (NO)?

A

een vasodilatator in de luchtwegen. Metingen van de uitgeademde fractie NO kunnen gebruikt worden om ontsteking aan te duiden, vooral bij luchtwegziektes met veel eosinofielen. Hoe meer NO in de uitgeademde lucht, hoe ernstiger de astma. NO verwijdt namelijk de vaten bij de longen waardoor de luchtwegen nog meer vernauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is omalizumab?

A

een anti Ige-therapie met een goede effectiviteit die gebruikt wordt als therapie tegen ongecontroleerd atopisch astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe werkt de astma pathogenesis?

A

Het is nog onduidelijk hoe het ontstekingsproces van astma begint. Het lijkt afhankelijk te zijn van ‘host factors’ (factoren van de patiënt zelf) en omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is er bij host factors innate immunity aan de hand?

A

Er is een onbalans tussen Th1 en Th2 cellen, met meer Th2 cellen. De hygiëne stelt dat kinderen met veel infecties, blootstelling aan andere kinderen en weinig antibiotica gebruik minder kans hebben op een allergische ziekte. Dit komt omdat de Th1 respons vaak opgeroepen wordt waardoor er weer balans is tussen Th1 en Th2 cellen. Als het niet in balans is dan wordt er IgE geproduceerd bij antigenen zoals huisstofmijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de relatie tussen genetics en astma?

A

Er is een erfelijke component bij astma. Er zijn veel verschillende variaties gevonden maar de relevantie wordt nog onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het verschil in sex bij astma

A

Vroeg in het leven komt astma vaker voor bij jongens, vanaf de puberteit komt het vaker voor bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de rol van allergenen bij astma?

A

De rol van allergenen in het ontwikkelen van astma is onduidelijk. Sensibilisatie (het gevoelig maken van een cel voor een specifieke invloed) en blootstelling aan allergenen is belangrijk in de ontwikkeling van astma bij kinderen. Die blootstelling aan allergenen kan echter ook leiden tot ontsteking van de luchtweg en een longaanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn respiratory infections?

A

Het parainfluenza-virus en het respiratoir syncytieel virus (RSV) resulteren in bronchiolitis wat hetzelfde is als astma in kinderen. Veel kinderen die RSV hebben doorgemaakt krijgen laten astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn andere omgevingsfactoren?

A

Vroeg in het leven komt astma vaker voor bij jongens, vanaf de puberteit komt het vaker voor bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Op welke symptomen is de verdenking van astma gebaseerd?

A

piepen, kortademigheid en hoesten, die veel kunnen verschillen per patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer ben je zekerder van een diagnose van astma?

A

Hoe groter de variatie of hoe vaker de variatie plaatsvindt, hoe zekerder je bent van de diagnose astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waardoor kan variatie in de longfunctie worden bepaald?

A
  • Een positieve reactie op een bronchodilatator (BD) voor een langere tijd met een snelle verbetering van de FEV1
  • Vergrote variatie tijdens tweemaal daagse PEF meting gedurende 2 weken
  • een verbetering in longfunctie na 4 weken ontstekingsremmende behandeling (FEV1 met >12% verbeterd)
  • een positieve inspanningstest (FEV1 >10% zakken na sporten)
  • een vermindering van de FEV1 van >20% door een positieve bronchial challenge
  • hele grote variaties in longfuncties tussen doktersbezoeken (FEV1 variatie >12%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke differentiaal diagnoses kan je krijgen bij patiënten waar je van verwacht dat ze astma hebben?

A

chronische bovenste luchtweg hoest syndroom, een ingeademd object was vast zit, centrale luchtweg-obstructie, stemband disfunctie, hyperventilatie of verkeerde ademhaling, taaislijmziekte, aangeboren hartafwijking, obesitas, hoesten door medicatie, longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is work-exacerbated astma?

A

wanneer de astma die je al hebt erger wordt op je werk

42
Q

Welke twee types beroepsastma zijn er die worden onderscheiden door de tijd die tussen de blootstelling aan het antigeen en de symptomen zit?

A
  • beroepsastma die ontstaat na een lange ‘latency period’ door stoffen met een hoog moleculair gewicht (HMW) of laag moleculair gewicht (LHW)
  • beroepsastma die zonder ‘latency period’ ontstaat (niet-allergisch) en dit kan bijv komen na één blootstelling aan een grote hoeveelheid van de stof
43
Q

Hoe moet je beroepsastma diagnosticeren?

A

Er moet 4 weken lang, 4x per dag PEF tests worden gedaan. Daarbij moeten er minimaal 3 dagen op een rij werk zijn en minimaal 3 dagen op rij niet op werk

44
Q

Wat doe je liever niet tijdens een zwangerschap?

A

een test om astma te diagnosticeren. Je bevestigt astma het liefst na de geboorte van het kind

45
Q

waarom wordt astma zelden gediagnosticeerd in ouderen of obese patiënten?

A

Dit komt doordat er vaak symptomen worden gevonden die erg lijken op astma maar het niet zijn/uitsluiten

46
Q

waarom wordt astma zelden gediagnosticeerd in ouderen of obese patiënten?

A

Dit komt doordat er vaak symptomen worden gevonden die erg lijken op astma maar het niet zijn/uitsluiten

47
Q

Welke test is bij atleten vaak nodig om astma vast te stellen?

A

een bronchiale provocatietest

48
Q

welke test kunnen er worden gedaan bij patiënten die al medicatie nemen om een astma diagnose te geven?

A

de bronchiale provocatietest of het verminderen van de medicatie

49
Q

Welke 2 delen heeft de controle van astma?

A

controle over de symptomen en het inschatten van het risico op een slecht beloop van de ziekte

50
Q

Welke apparaten bestaan er om astma symptomen onder controle te houden?

A
  • Royal College of Physicians (RCP) (vragenlijst van 3 vragen)
  • de 30s astmatest
  • GINA tool (bijna hetzelfde als RCP, maar dan met medicatie)
51
Q

Welke 3 vragen worden er gesteld bij RCP?

A
  • symptomen gedurende de dag
  • beperkingen van je activiteiten
  • moeite om te slapen in de afgelopen maand
52
Q

Welke 2 numerieke apparaten kunnen worden gebruikt voor astma controles?

A

Asthma Control Questionnaire (ACQ)

Asthma Control test (ACT)

53
Q

Hoe werkt ACQ?

A

scores tussen 0-6. 0-0.75 betekent goed onder controle, 0.75-1.5 is grijs gebied en alles boven 1.5 is slecht onder controle

54
Q

Hoe werkt ACT?

A

een vragenlijst met scores van 5-25 waarbij een hoge score een goede controle betekent. Een score van 5-15 is een slechte controle, van 16-20 is niet heel goed onder controle en van 20-25 is goed onder controle

55
Q

Waarvoor is de PEF (peak expiratory flow) gebruikt?

A

om de reactie op de medicatie te monitoren en om eventuele triggers van de astma te evalueren.

56
Q

Wat zijn risico factoren uit de omgeving die voor astma kunnen zorgen?

A

voeding
allergenen en irriterende stoffen
microben (bacteriën en virussen) en medicijnen
psychosociale factoren

57
Q

Wat is de invloed van voeding op astma?

A

Borstvoeding en inname van vitamine D en E door de moeder zijn geassocieerd met verminderd piepen in de eerste levensjaren. Interventies op de voeding voorkomen de ontwikkeling van astma helaas niet.

58
Q

Wat is de invloed van allergenen en irriterende stoffen op astma?

A

Het ontwikkelen van astma komt waarschijnlijk door sensibilisatie op ingeademde allergenen in de lucht. Roken tijdens de zwangerschap is ook geassocieerd met het krijgen van astma in jonge kinderen

59
Q

Wat is sensibilisatie?

A

het gevoelig maken van een cel voor de inwerking van een specifieke invloed

60
Q

wat is de invloed van microben en medicijnen op astma?

A

Volgende de hygiëne hypothese is de interactie van mensen met microben essentieel in het voorkomen van astma. Ook zou antibiotica gebruik tijdens de zwangerschap het ontwikkelen van astma bevorderen, net als het gebruik van paracetamol of NSAID’s

61
Q

Wat is de invloed van psychosociale factoren op astma?

A

Stress bij de moeder in de eerste jaren van een kind is ook geassocieerd met het ontwikkelen van astma. De sociale omgeving van een kind draagt bij aan de ernst van astma

62
Q

Wat is de invloed van non-pharmacological strategies/interventions smoking cessation?

A

Bij mensen met astma die roken moet er bij elk consult geprobeerd wordt om de patiënt te laten stoppen met roken. Familieleden die roken moeten ook verteld worden dat ze dat niet in ruimtes met mensen met astma moeten doen

63
Q

Wat is de invloed van occupational exposure avoidance op astma?

A

als iemand pas tijdens het volwassen leven last krijgt van astma moet beroepsastma overwogen worden. Er moet dan ook geprobeerd worden om de irriterende stof te vinden en te verwijderen uit het leven van de patiënt met beroepsastma

64
Q

Wat is de invloed van allergen avoidance op astma?

A

Het vermijden van allergenen binnen het huis wordt niet aangeraden als het om een enkel allergeen gaat zoals huisstofmijt. Als het allergeen van een huisdier komt wordt wel aangeraden om het huisdier weg te doen maar het onduidelijk of dit echt werkt. Voor allergenen buiten het huis zoals pollen kan er wel geprofiteerd worden van het vermijden van de allergenen

65
Q

Wat voor invloed heeft air pollution op astma?

A

Patiënten met astma moeten geen verwarmings- of kookapparaten hebben die vervuilende stoffen afgeven. Er moet in ieder geval gezorgd worden dat die vervuilende stoffen goed afgevoerd worden. In de tijden dat er veel pollen in de lucht zitten en virale infecties heersen moeten astmatici inspanning buitenshuis vermijden en zo veel mogelijk binnen blijven

66
Q

wat voor invloed physical activity and breathing exercises op astma?

A

Het aanmoedigen van fysieke inspanning is goed voor de fitheid van een patiënt maar heeft weinig impact op longfunctie of astmasymptomen. Ademhalingsoefeningen kunnen soms wel helpen naast medicatie voor astma, vooral als de patiënt al niet goed ademt

67
Q

Wat is de invloed van diet and weight reduction op astma?

A

een dieet wat veel fruit en groenten bevat is over het algemeen goed voor een patiënt. Gewichtsverlies in obese patiënten kan ook cruciaal zijn voor de astma

68
Q

Wat is de invloed van psychosocial factors op astma?

A

Mensen met ernstige astma hebben vaak ook depressieve of emotionele problemen erbij. Strategieën en doelen bedenken met de patiënt kan helpen om astma aanvallen te verminderen en de controle over de astma te verbeteren

69
Q

Wat is de invloed van vaccinaties op astma?

A

Patiënten met astma worden geadviseerd om elke jaar een griepvaccinatie te halen. Pneumokokken vaccinatie is niet nodig maar het kan soms wel helpen in kinderen en ouderen met astma

70
Q

Wat is het belang van het gebruik van een juist inhaler, training en management ervan?

A

Het geven van effectieve hoeveelheden astmamedicatie is belangrijk. Een inhalator kan daarvoor goed gebruikt worden. Het is moeilijk om een inhalator te gebruiken, dat moet je leren en daarna ook goed bijhouden. Slecht gebruik van de inhalator resulteert in slechte controle van de astma en meer kans op slechte uitkomsten en astma aanvallen

71
Q

Wat zijn de 2 groepen voor astmamedicatie?

A

onderhoudsmedicatie (controller medication) en klachten medicatie (reliever medication)

72
Q

Hoe werkt onderhoudsmedicatie?

A

moet regelmatig ingenomen worden, ongeacht de symptomen en voorkomt/controleert symptomen, vermindert luchtwegontsteking and vermindert het risico op astma aanvallen

73
Q

Welke medicatie houd onderhoudsmedicatie in?

A

inhalatiecorticosteroïden (ICS), leukotriene receptor antagonisten (LTRAs) mast cel stabilisatoren en langwerkende bronchodilatoren (LABAs)

74
Q

Hoe werkt klachten medicatie?

A

zijn snelwerkende bronchodilatoren die gebruikt worden wanneer er symptomen ontstaan om die te verlichten

75
Q

Wat houden de doelen van astma management in?

A
geen symptomen overdag
niet s’nachts wakker worden
geen redding medicatie nodig
geen astma aanvallen
geen belemmeringen in de activiteiten die je doet
normale longfunctie
minimale bijwerkingen van de medicatie
76
Q

SABA

A

short acting beta2 agonist

77
Q

LABA

A

long acting beta2 agonist

78
Q

OCS

A

orale corticosteroïden

79
Q

LTRA

A

leukotriene receptor antagonist

80
Q

ICS

A

inhalatiecorticosteroïden

81
Q

LAMA

A

long acting muscarinic antagonist

82
Q

Wat gebeurd er bij mild intermittent astma?

A

Inhalatie SABAs moeten aan alle patiënten worden voorgeschreven als klachten medicatie. Bij patiënten met kans op een astma aanval moeten ICS bij de SABAs toegevoegd worden

83
Q

Wat gebeurd er bij regular preventer therapy?

A

ICS is de belangrijkste medicatie in het management van astma. Ze verbeteren de luchtwegontsteking, longfunctie en symptoom scores. Ze verminderen astma aanvallen en het nodig hebben van klachten medicatie

84
Q

Wat zijn Il-5 blocking strategies?

A

Il-5 zorgt voor de productie, mobilisatie, activatie, rekrutering, vermenigvuldiging, overleving en onderdrukking van apoptose. Door anti-Il-5 antilichamen kan dat dus de ontsteking verzwakken bij astmapatiënten (bijv. Mepolizumab)

85
Q

Wat gebeurd bronchial thermoplasty?

A

bij bronchiale thermoplastiek wordt energie naar de luchtwegwand gebracht dmv radiogolven. Dit verhit het weefsel en vermindert daardoor de hoeveelheid gladde spiercellen

86
Q

Wat zijn de 3 meest gebruikte inhalatoren?

A

pressurised metered-dose inhalers (pMDIs)
dry-powder inhalers (DPIs)
soft-mist inhalers

87
Q

Hoe gebruik je pMDI?

A

een langzame, diepe inademing is heel belangrijk bij pMDIs. Veel mensen ademen te snel in en dat zorgt ervoor dat maar een klein deel van de medicatie bij de longen komt. Een voorzetkamer bij de inhalator zorgt ervoor dat er meer medicatie bij de longen komt

88
Q

Hoe gebruik je DPI?

A

DPIs hebben een snelle, krachtige inademing nodig. Hoe snel en krachtig dit is hangt van de DPI af. Bij hele jonge mensen, oudere mensen en mensen met een ernstige astma aanval kan het erg moeilijk zijn om genoeg kracht te leveren en daarbij is een DPI niet handig

89
Q

Hoe gebruik je soft-mist inhalator?

A

de soft-mist inhalator heeft net als pMDIs een langzame, diepe inademing nodig. Er zitten meer deeltjes in de soft-mist inhalator en het medicijn komt goed bij de longen terecht

90
Q

Hoe wordt een astma aanval gekarakteriseerd?

A

door het slechter worden van 1 of meer astma symptomen wat leidt tot meer gebruik van klachten medicatie of een ziekenhuisopname en het gaat vaak gepaard met een afname van de longfunctie

91
Q

wat kan er gebeuren bij een slechte controle van astma tijdens de zwangerschap?

A

slechte controles zijn geassocieerd met complicaties bij de moeder zoals zwangerschapsvergiftiging en complicaties bij de foetus zoals een laag geboortegewicht, vroegtijdige geboorte en vergrote kans op overlijden rondom de geboorte

92
Q

wat zijn symptomen van EIA?

A

buiten adem zijn, piepen, hoesten en een strak gevoel op de borst tijdens of na t sporten

93
Q

Welke test moet je doen voor een EIA diagnose?

A

direct airway test waarbij de FEV1 meer dan 12% daalt

94
Q

Wat verandert er bij ouderdom?

A

TLC blijft gelijk
VC wordt kleiner
RV wordt groter
door vernauwing van de luchtwegen wordt de FEV1/VC verhouding kleiner

95
Q

AERD

A

Aspirin-exacerbated respiratory disease

96
Q

Wat zijn kenmerken van AERD?

A

verslechterende symptomen na het slikken van COX-1 remmers zoals aspirine of NSAIDs

97
Q

Wat is de belangrijkste pathofysiologische kenmerk van AERD?

A

disregulatie van ontsteking versterkende en ontstekingsremmende mediatoren. COX-1 en PGE2 (prostaglandine E2) zijn allebei erg verminderd.

98
Q

Wat zijn de risicofactoren voor AERD?

A

jonger dan 40 jaar
slechte reuk
eerdere reacties op aspirine of NSAIDs

99
Q

Wat is het essentiële kenmerk voor VCD?

A

paradoxical vocal cord motion (PVCM) waar de stembanden bij inademing dichtgaan

100
Q

Wat laten Flow volume loops zien bijv PVCM?

A

een belemmering bij het inademen, je kan dit niet goed bevestigen met spirometrie

101
Q

Wat helpt soms op lange termijn bij VCD?

A

logopedie kan soms helpen op lange termijn management