H4.3 membraanpotentiaal Flashcards

1
Q

wat is fysiologie

A

de leer van de normale levensverrichting en -verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is pathofysiologie

A

situaties die afwijken van de standaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kunnen neuronen communiceren

A
  1. door actiepotentialen die via neurotransmitters en synapsen worden doorgegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet het celmembraan eruit

A

dubbele laag fosforlipiden, met transporteiwitten in het membraan –> kanalen (selectief, maar snel) of transporters (niet selectief, maar traag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de Na/K-pomp

A

een electrogene pomp die natrium uit de cel pompt en kalium erin (3 eruit, 2 erin), het proces kost ATP en zorgt voor een asymmetrische concentratieverhouding .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de Na/K-pomp

A

een electrogene pomp die natrium uit de cel pompt en kalium erin (3 eruit, 2 erin), het proces kost ATP en zorgt voor een asymmetrische concentratieverhouding .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is depolatisatie

A

het positieve worden van de membraanpotentiaal , intercellulair word positiever dan extracellulair. instroom natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is hyperpolarisatie (repolarisatie)

A

tegenovergestelde van depolarisatie, membraanpotentiaal wordt weer negatiever, intercellulair negatiever dan extracellulaire. kalium de cel uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de rustmembraanpotentiaal

A

de membraanpotentiaal in rust, bij deze waarde is de verhouding van de betrokken ionen en de permeabiliteit van het membraan in verhouding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe verloopt de start van een actiepotentiaal

A

het membraan word gedepolariseerd, als reactie openen ionkanalen zich. omdat natirumkanalen sneller zijn dan valiumkanalen opstaat er een grote instroom van natrium het membraan depolariseert (instroom Na)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er als gevolg van de depolarisatie

A

de Ka-kanalen openen zich en er is een uitstroom van kalium, dit zorgt voor een repolarisatie van het membraan. kalium kanalen zijn traag hierdoor hyperpolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de definitie van een evenwichtspotentiaal

A

de netto instroom is nul, evenwicht tussen chemische en elektrisch kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke twee krachten werken op ionen

A

chemische kracht
elektrische kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke elektrische krachten spelen een rol

A

positief geladen natriumionen die door diffusie de cel binnenkomen maken de membraanpotnetiaal positiever, hoe meer natriumionen de cel in diffunderen hoe positiever en dus hoe groter de afstotende kracht tussen ionen en de intercellulaire ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe worden positieve en negatieve deeltjes genoemd en waardoor worden ze aangetrokken

A

negatieve deeltjes (Cl-) –> anionen, aangetrokken tot de anode

positieve deeltjes (Na, K+) –> kationen, aangetrokken tot kathode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat kun je met de nertsvergelijking en hoe niet deze eruit.

A

uitrekenen wat het evenwichtspotentiaal is van het ion.

Ex = RT / zF x Ln( [X]0 \ [X]i)

Ex = evenwichtspotentiaal
R = gasconstante
T = temperatuur
Z= lading van het ion
F= constante van faraday
[X]0 = extracellulaire ionconcentratie
[X]i = intracellulaire ionconcentratie

16
Q

waar want de permeabiliteit vanaf

A

de hoeveelheid openen ionkanalen.

17
Q

waaruit bestaan natriumkanalen

A

een activatie gate en een inactivatie –> soort balletje dat de opening kan blokkeren. deze Tijd zorgt ook voor de refractie periode