H4: slaap Flashcards

1
Q

Wat behoort er allemaal tot een polysomnografie?

A
  • EEG
  • Electro-oculogram
  • Electro-myogram
  • bijkomende metingen: hartslag, zuurstofverbruik, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de dominante frequenties van slaap van kleinste frequentie naar hoogste frequentie.

A
  • delta: < 3.5 Hz
  • theta: 3.5-7.5 Hz
  • alpha: 8-12 Hz
  • beta: 13-30 Hz
  • gamma: +30 Hz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 2 specifieke EEG-markers?

A
  • slaapspoelen
  • k-complexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van alpha activiteit?

A
  • regelmatige golven
  • rustige toestand
  • sterker bij gesloten ogen dan open ogen
  • via inhibitieprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van beta activiteit?

A
  • onregelmatig
  • lage amplitude
  • deksynchronisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van theta activiteit?

A
  • grotere amplitude dan alpha
  • toegenomen synchronisatie
  • NREM 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van delt activiteit?

A
  • zeer grote amplitude
  • toegenomen synchronisatie
  • NREM 3: SWS sleep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van slaapspoelen?

A
  • kleine opstootjes van snelle activiteit (12-14 Hz)
  • 2-5x per minuut
  • stadia NREM1-3 (vooral NREM2)
  • zouden een rol spelen bij geheugenconsolidatie
  • belangrijke rol in “bewaken” slaap/beschermen tegen verstoring door externe stimuli
  • correlatie met performaal IQ; één van de weinige biomarkers in dit opzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van K-complexen?

A
  • grote, scherpe golven
  • typisch in NREM2
  • spontaan +/- 1x/minuut
  • wellicht gerelateerd aan inhibitie
  • voorlopers van delta-golven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat komt eerst voor tijdens de slaap, K-complex of slaapspoelen?

A

K-complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet het typisch verloop van inslapen eruit?

A

1: ogen sluiten
2: NREM1
3: NREM2 (kwartiertje later)
4: NREM3, SWS
5: Na 90 minuten intrede van de REM-fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurd in een typisch verloop van een nacht dat 8 uur duurt?

A
  • 4 à 5 cycli
  • SWS steeds korter
  • REM steeds langer
  • NREM2 steeds langer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet de hersenactiviteit eruit bij REM slaap?

A
  • hoge metabole activiteit
  • verband tussen dromen en activiteit
  • lage activiteit in primaire visuele en prefrontale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet de hersenactiviteit eruit tijdens de SWS slaap?

A
  • algemeen verlaagde activiteit (zeker in thalamus en cerebellum)
  • soms lokale toename in metabole activiteit (vooral auditieve en visuele cortex)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly