H4: Elasticity and its applications Flashcards

1
Q

Inelasticiteit

A

de vraag is ongevoelig voor de prijsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prijselasticiteit van de vraag

A

betekent hoe sterk de gevraagde hoeveelheid veranderd ten gevolge van de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elasticiteit

A

de vraag is zeer gevoelig voor de prijsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Substituten

A

Goederen die gemakkelijk substitueerbaar zijn, zijn doorgaans meer elastischer. Als je een goed niet gemakkelijk kan vervangen door iets anders, is de vraag inelastischer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noodzakelijk vs luxe

A

Noodzakelijke goederen hebben doorgaans een inelastische vraag, luxegoederen kunnen we gemakkelijker links laten liggen waardoor de vraag elastischer is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie markt

A

Hoe breder de markt, hoe inelastischer de vraag omdat het makkelijker is om een substitutie te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aandeel in inkomen

A

Hoe groter het aandeel in het inkomen, hoe elastischer de vraag is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tijdshorizon

A

Hoe langer de periode, hoe prijsgevoeliger men is en dus hoe elastischer de vraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Formule prijselasticiteit

A

𝜺 = % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒈𝒆𝒗𝒓𝒂𝒂𝒈𝒅𝒆 𝒉𝒐𝒆𝒗𝒆𝒆𝒍𝒉𝒆𝒊𝒅 / % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒑𝒓𝒊𝒋𝒔

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Formule boogelasticiteit

A

Eq,p = ((Q2 - Q1) / (Q2 + Q1/2)) / ((P2 - P1) / (P2 + P1/2))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Formule puntelasticiteit

A

Ep,q = ∆→0 ((Q2 - Q1) / Q ) / ((P2 -P1) / P)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vorm van de vraagcurve

A

Bij horizontale as = perfect elastisch
Bij verticale as = perfect inelastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij inelastische vraag

A

Hogere prijs = hogere opbrengst
Lagere prijs = lagere opbrengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij elastische vraag

A

Hogere prijs = lagere opbrengst
Lagere prijs = hogere opbrengst

15
Q

Bij eenheidselastische vraag

A

Verandering in prijs = totale opbrengst

16
Q

Inkomenselasticiteit

A

Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid verandert ten gevolge van de wijziging in het inkomen

𝜺 = % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒈𝒆𝒗𝒓𝒂𝒂𝒈𝒅𝒆 𝒉𝒐𝒆𝒗𝒆𝒆𝒍𝒉𝒆𝒊𝒅 / % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒊𝒏𝒌𝒐𝒎𝒆𝒏

Als:
ε <0 -> inferieure goederen
ε >0 -> normale goederen

17
Q

Kruisprijselasticiteit van de vraag

A

Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid q1 verandert ten gevolge van een wijziging in de prijs van een ander goed p2

𝜺 = % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒈𝒆𝒗𝒓𝒂𝒂𝒈𝒅𝒆 𝒉𝒐𝒆𝒗𝒆𝒆𝒍𝒉𝒆𝒊𝒅 / % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒑𝟐

Als:
ε <0 -> complementen
ε >0 -> normale goederen

18
Q

Prijselasticiteit van het aandbod

A

hoe sterk de aangeboden hoeveelheid verandert ten gevolge van de wijziging in de prijs

𝜺 = % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒂𝒂𝒏𝒈𝒆𝒃𝒐𝒅𝒆𝒏 𝒉𝒐𝒆𝒗𝒆𝒆𝒍𝒉𝒆𝒊𝒅 / % 𝒗𝒆𝒓𝒂𝒏𝒅𝒆𝒓𝒊𝒏𝒈 𝒊𝒏 𝒑𝒓𝒊𝒋𝒔

19
Q

Stockage mogelijkheden

A

Als een onderneming zijn goederen relatief goedkoop en gemakkelijk kan stockeren, dan is de prijselastisch, als dit moeilijk of duur is dan is de prijs inelastisch.

20
Q

Tijdsperiode

A

Hoe langer de tijdsperiode die we beschouwen, hoe elastischer het aanbod. Op korte tijd is het aanbod vrij inelastisch omdat je op korte termijn een vaste productiefactor hebt die je niet kan wijzigen.

21
Q

Productiecapaciteit

A

Als de productiecapaciteit nog niet volledig benut is, is het aanbod elastisch, als je 100% van je productiefactoren gebruikt is het aanbod inelastisch omdat je niet direct kan uitbreiden

22
Q

Grootte van de bedrijfssector

A

Het aanbod is meer elastisch in kleine ondernemingen dan in grote

23
Q

Factoren mobiliteit

A

Bv. je bent een boer en kweekt graan, maar plots gaat de prijs van sla door het dak, het is relatief gemakkelijk om van graan naar sla productie te gaan. Het aanbod van sla is dus meer elastisch

24
Q

Inelastische aanbod

A

Een verhoging van de prijs leidt tot een hoger aanbod dat proportioneel kleiner is. De totale opbrengst stijgt weinig

25
Q

Elastische aanbod

A

Een verhoging van de prijs leidt tot een hoger aanbod dat proportioneel groter is. De totale opbrengst stijgt veel