H3: The market forces and supply Flashcards
Markt
Verzameling van alle kopers en verkopers
Monopolie
éen bedrijf
Oligolopolie
enkele bedrijven, bv. tankstation (homogene en heterogene producten)
Monopolistische concurrentie
veel bedrijven (heterogene producten)
Volmaakte concurrentie
zeer veel bedrijven (homogene producten)
Homogene goederen
Alle producten in een markt zijn hetzelfde
Heterogene producten
Producten die op het oog van de consument niet op elkaar lijken
De individuele vraag
Hoeveel een consument bereid (en in staat) is te kopen bij verschillende prijzen
De marktvraag
Hoeveel alle consumenten bereid (en in staat) zijn te kopen bij verschillende prijzen
Vraagfunctie
qD = f(p)
Inverse vraagfunctie
p = f(qd)
Wet van de vraag
De gevraagde hoeveelheid zal dalen als de prijs stijgt en omgekeerd
Verschuiving van de vraagcurve
bij een verandering van de prijs bij een complementair goed, maar ook bij andere variabele zoals inkomen, reclame, verwachting etc
Verschuiving langs de vraagcurve
- Inkomenseffect: de prijs van een goed keldert, dan kan je met je inkomen veel meer van dat goed kopen, er zal dus een verschuiving zijn op hun vraagcurve, door de toegenomen vraag. (Koopkracht neemt toe)
- Substitutie effect als de prijs van koemelk daalt, zal de vraag van een verwant goed, bv. geitenmelk dalen en de vraag naar koemelk toenemen om geitenmelk te vervangen. (En omgekeerd) Verschuiving langs de vraagcurve
Het individuele aanbod
de hoeveelheid dat een producent wil (en in staat is te) verkopen tegen een bepaalde prijs