H4 De waarde van het bewijs Flashcards

1
Q

Ankers

A

Feiten/omstandigheden van algemene bekendheid, zij behoeven geen bewijs (art. 339 lid 2 Sv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de diagnostische waarde?

A

De DW drukt de steun uit die het bewijsmiddel geeft aan het ene scenario ten opzichte van de steun die dat bewijsmiddel geeft aan het andere scenario (welk van de twee is waarschijnlijker juist?).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Osloconfrontatie

A

Herkenningsprocedure waarbij een getuige de dader moet aanwijzen uit een line-up van verdachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je de DW?

A

DW = correcte herkenningen/ fout-positieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Base rate

A

Prevalentie, voorkomen van een bepaald kenmerk in een groep (percentage).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Likelihood ratio/ aannemelijkheidsverhouding

A

Verhouding die laat zien hoe sterk de ene zaak tegenover de andere zaak staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prosecutor’s fallacy/ kansomdraaiing

A

De kans op de match als u de donor/dader bent (100%), niet de kans dat u de donor/dader bent gegeven de match.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Top-down beslissingsproces

A

Bewijsmiddelen worden geselecteerd en gewaardeerd naar de mate waarin zij de tenlastelegging ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Theorie van Verhaal en Verankering

A

De tenlastelegging bestaat uit deelverhalen, ieder bewijsmiddel is een verhaal. Ieder bewijsmiddel moet teruggevoerd worden naar een anker, zo lang de rechter niet gelooft dat de vuistregel daarvoor als anker zou kunnen dienen zal hij dieper moeten afdalen in de hiërarchie van deelverhalen (en moet dus doorvragen). Hoe dieper de rechter afdaalt in de hiërarchie, hoe groter het aantal specifieke vuistregels waarmee een bewijsmiddel verankerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly