H4 Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het Kabinet?

A

Alle ministers en staatssecretarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie zijn de formele wetgever

A

regering (koning en ministers) en staten-generaal gezamenlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is contraseign

A

Medeondertekening van een minister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ontbindingsregel (art. 64 Gw)

A

De regering kan bij een onoverbrugbaar conflict, waardoor de regering het vertrouwen in het parlement heeft verloren, de Eerste kamer en/of Tweede Kamer ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de vertrouwensregel

A

Het is een ongeschreven recht dat inhoudt dat een minister, een staatssecretaris of zelfs het hele kabinet zijn ontslag moet aanbieden als een van de Kamers het vertrouwen in hem verliest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Motie van wantrouwen

A

mededeling van de meerderheid van de Kamer dat men ernstige kritiek heeft op het gevoerde beleid van één of meer ministers of staatssecretarissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motie van treurnis

A

een motie waarin wordt uitgesproken dat het orgaan dat de motie aanneemt een bepaalde gang van zaken of een bepaalde opstelling door degene, tegen wie de motie is gericht, betreurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke manieren zijn er om te kiezen?

A

1) het absolute meerderheidsstelsel met kiesdistricten 2) het stelsel van evenredige vertegenwoordiging met lijsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een fractie

A

De gekozen Kamerleden vormen samen per lijst een fractie (groep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een geloofsbrief

A

onderzoeken of een Kamerlid op een wettige wijze is gekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de regering?

A

de Koning en het kabinet (=ministers en hun staatssecretarissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Ministerraad?

A

alle ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een minister zonder portefeuille?

A

Ministers die gebruik maken van een ambtenaar van een ministerie dat zich met een verwant beleidsgebied bezighoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt een kabinetsformatie gevormd?

A

Na de installatie van een nieuw verkozen TK beraadslaagt de Kamer in een of meer plenaire zittingen over de verkiezingsuitslag, waarna een informateur wordt benoemd. De informateur doet onderzoek naar de mogelijkheden om een coalitie te vormen en of de coalitie tot een regeerakkoord kan komen. Daarna benoemt de meerderheid van de volksvertegenwoordiging een formateur (premier). Dan zoekt elke fractie eigen kabinetsleden en worden bij koninklijk besluit genoemd. Het nieuwe kabinet presenteert zich daarna aan de Tweede Kamer met de 1e regeringsverklaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een informateur?

A

informateur voert diverse gesprekken met de voorzitters van de verschillende nieuwe gekozen fracties om tot een coalitie te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een coalitie?

A

samenwerkingsverband van een aantal fracties uit de Tweede Kamer in de regering.

17
Q

Wat is een regeerakkoord?

A

Regeringspartijen formuleren hierin de gezamenlijke doelen die zich de komende vier jaar willen bereiken.

18
Q

wat is dualisme?

A

samenspel tussen regering en parlement, waarbij beide organen handelen volgens hun eigen taakopdracht.

19
Q

wat is monisme?

A

handelswijze waarbij de regering samen met fracties in het parlement in intern beraad besluiten en compromissen voorbereidt.

20
Q

Over welke drie wetgevende rechten en welke 3 controlerende taken beschikt de Tweede Kamer?

A

wetgevende: 1. het recht van initiatief, 2. recht van amendement, 3. het budgetrecht.
controlerende: 1. het vragenrecht, 2. het recht van interpellatie, 3. het enquêterecht.

21
Q

Welke rechten heeft de Eerste Kamer?

A
  1. vragenrecht, 2. recht van interpellatie, 3. budgetrecht, 4. recht van enquête.

Eerste kamer kan wetsvoorstel alleen aannemen of verwerpen –> VETORECHT! of;
de minister d.m.v. een NOVELLE stimuleren om daarin een kleine wijziging aan te brengen.

22
Q

welke adviescollege zijn er?

A
  1. raad van state, 2. algemene rekenkamer, 3. nationale ombudsman, 4. vaste adviescolleges.