H1 Flashcards

1
Q

Aan welke (4) vereisten moet een staat voldoen?

A
  1. grondgebied (=territorium), 2. Gemeenschap 3. Gezag en 4. Erkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een staat is onder te verdelen in 2 betekenissen. Welke?

A
  1. Het land (grondgebied + bevolking) en 2. de overheid (gezag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is soevereiniteit?

A

volledig onafhankelijk, zelfstandig en ondeelbare eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zorgt de staat voor?

A

Bescherming van de burgers, orde te handhaven en ervoor zorgen dat het algemeen belang wordt gediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de taak van de overheid?

A

optreden als wetgever, de staat besturen en rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de hoofdlijnen van Staatsrecht?

A

inrichtingen van de staat en verdeling van bevoegdheden, handhaving individuele vrijheden van de burger, rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid en totstandkoming, gelding en handhaving van het recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat behoort tot het Koninkrijk der Nederlanden

A

Nederland, Curacao, Sint-Maarten, Aruba en BES-eilanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de zelfstandige staten in het Koninkrijk

A

Curacao, Sint-Maarten en Aruba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de openbare lichamen in het Koninkrijk?

A

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de bronnen van het Staatsrecht?

A

het statuut, de grondwet, organieke wetten, gewoontewet, verdragen en jurisprudentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly