H4 Flashcards
1
Q
non-smoking section
A
niet-rokende sectie
2
Q
we’d rather sit
A
we zitten liever
3
Q
there’s a draught
A
het tocht
4
Q
to divorce
A
scheiden
5
Q
aperitif
A
aperitief, drankje voor het eten
6
Q
scampi
A
grote garnalen
7
Q
scallop
A
St. Jacobsschelp
8
Q
plaice
A
schol
9
Q
cod
A
kabeljauw
10
Q
salom
A
zalm
11
Q
mutton
A
schapenvlees
12
Q
you do eat mutton?
A
je eet wel schapenvlees?
13
Q
pork
A
varkensvlees
14
Q
veal
A
kalfsvlees
15
Q
documentary
A
domuntaire
16
Q
pet
A
huisdier
17
Q
appetite
A
trek
18
Q
mashed potatoes
A
puree
19
Q
chips
A
patat
20
Q
roast beef
A
in de oven gebraden rundvlees
21
Q
Yorkshire pudding
A
bepaald deeggerecht
22
Q
horseradish
A
mierikswortel
23
Q
cheesecake
A
kwarktaart
24
Q
cherry
A
kers, kersen
25
Q
a fixed item
A
een vast onderdeel