H4 §1,2,3 Begrippen Flashcards

1
Q

Adel

A

Groep van mensen die zijn gespecialiseerd in verdediging en bestuur, die de baas zijn over een of meer domeinen en die een titel hebben (bijvoorbeeld graaf of hertog). De adel is in de middeleeuwen de tweede stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Agrarische samenleving

A

Een maatschappij waarin bijna iedereen als boer werkt en er vrijwel geen steden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Domein

A

Gebied waar een heer de baas was en waarvan hij de inkomsten kreeg. Het bestond vroonland (met de hoeve van de heer), hoeveland (waar de horigen woonden) en woeste gronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Frankische rijk

A

Het rijk van het Germaanse volk van de Franken, dat belangrijk was van de 6e tot en met de 9e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geestelijkheid

A

Groep van mensen die hun leven in dienst stellen van de christelijke godsdienst, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. De geestelijkheid is in de middeleeuwen de eerste stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heidenen

A

De naam die christenen gaven aan mensen die geloofden in natuurgoden en -krachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herendiensten

A

Werkzaamheden die horigen gratis voor de heer moesten doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hofstelsel

A

Economisch systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermde, in ruil voor herendiensten en een deel van opbrengst van het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Horige

A

Boer die geen eigen grond had, maar die moest werken op het land van de heer en die de grond van de heer niet mocht verlaten zonder toestemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klooster

A

Gebouw waar monniken en nonnen leven om zich helemaal aan hun geloof te wijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leenheer

A

Iemand die stukken land uitleende aan leenmannen in ruil voor hun trouw en steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leenman

A

Iemand die een heer hielp bij de oorlogvoering, het bestuur en de rechtspraak en die als beloning een stuk land in leen had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leenstelsel

A

Systeem waarbij een heer stukken land aan leenmannen uitleende, in ruil voor hun trouw en steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Middeleeuwen

A

Periode van 500 tot 1500 n.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Missionaris

A

Priester die mensen tot het christelijk geloof wil bekeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Monnik

A

Man die zijn leven aan zijn geloof heeft gewijd en in een klooster woont.

17
Q

Non

A

Vrouw die haar leven aan haar geloof heeft gewijd en in een klooster woont.

18
Q

Priester

A

Geestelijke die mensen helpt om te leven volgens de geloofsregels. Hij verzorgt de kerkdienst, de doop, het huwelijk en de begrafenis van gelovigen.

19
Q

Ridder

A

Goed bewapende ruiter, die voor de oorlogvoering zijn eigen paard moest meenemen.

20
Q

Stand

A

Groep met een vaste plek en een eigen taak in de samenleving. Middeleeuwers verdeelden de samenleving in drie standen: de geestelijken, de adel en de boeren.

21
Q

Vroege middeleeuwen

A

Tijdvak van 500 tot 1000 n.C.