H3 Meetkundig Rekenen 1TH Flashcards

1
Q

Noem 3 voorbeelden van een grootheid.

A

Grootheden zijn dingen die je kunt meten, zoals:

tijd

lengte

gewicht

oppervlakte

snelheid

inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oppervlakte

rechthoek

A

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoogtelijn in een driehoek

A

De hoogtelijn van een driehoek staat LOODRECHT op de BASIS en gaat door de tegenoverliggende hoek.

oppervlakte driehoek = basis x hoogte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oppervlakte

driehoek

A

oppervlakte driehoek = basis x hoogte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oppervlakte berekenen door inlijsten

A
  1. teken een rechthoek om het figuur
  2. bereken de oppervlakte van de rechthoek
  3. bereken de oppervlakte van de rechthoekige driehoeken
  4. oppervlakte figuur = opp rechthoek - opp driehoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oppervlakte

rechthoekige driehoek

A

De oppervlakte van een rechthoekige driehoek is de helft van de oppervlakte van de rechthoek eromheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oppervlakte stomphoekige driehoek

A

Bij een stomphoekige driehoek kan je niet vanaf de basis loodrecht omhoog naar de top.

Je tekent een hulplijn om de hoogtelijn te kunnen tekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oppervlakte

cirkel

A

oppervlakte cirkel = π x straal x straal

oppervlakte cirkel = π x straal2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

omtrek

cirkel

A

omtrek cirkel = π x diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

straal en diameter

van een cirkel

A

straal = diameter : 2

diameter = straal x 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

omtrek is…

A

Omtrek is de totale lengte van de rand om een figuur heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oppervlakte is…

A

Oppervlakte is de grootte van het vlak op een figuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1 m = … cm

A

1 m = 100 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1 dm = … cm

A

1 dm = 10 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1 cm = … mm

A

1 cm = 10 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1 cm2 = … mm2

A

1 m2 = 100 cm2

17
Q

1 dm2 = … cm2

A

1 dm2 = 100 cm2

18
Q

1 km = … m

A

1 km = 1000 m

19
Q

1 ha = … m2

A

1 ha = 10 000 m2

20
Q

gelijkbenige driehoek

A

Een gelijkbenige driehoek heeft twee even lange zijden.

Een gelijkbenige driehoek is lijnsymmetrisch.

21
Q

gelijkzijdige driehoek

A

Een gelijkzijdige driehoek heeft drie even lange zijden.

De hoeken van een gelijkzijdige driehoek zijn allemaal 60o.

Een gelijkzijdige driehoek is draaisymmetrisch over 120o.

22
Q

eenheid

A

Eenheden zijn maten waarin je grootheden kunt meten.

Voorbeelden:

lengte meet je in cm, m, km, etc

tijd meet je in seconde, uren, jaren, etc

temperatuur meet je in oC

23
Q

omrekenschema

eenheden van lengte

A
24
Q

omrekenschema

eenheden van oppervlakte

A
25
Q

omrekenschema

eenheden van inhoud

A
26
Q

inhoud balk = ?

A

inhoud balk = lengte x breedte x hoogte

27
Q

inhoud kubus = ?

A

inhoud kubus = lengte x breedte x hoogte

bij een kubus zijn alle ribben even lang dus

inhoud kubus = ribbe3

28
Q

Noem 3 voorbeelden van eenheden.

A

Eenheden zijn de maten waarin je grootheden meet, zoals:

seconde, minuut, uur, dag, week, jaar (tijd)

mm, cm, dm, m, dam, hm, km (lengte

cm2, m2, ha (oppervlakte)

mL, liter, dm3, cm3 (inhoud)

kg, gram, mg (gewicht)

oC (temperatuur)