H3 LJ3 Flashcards

1
Q

Roma en Sinti

A

Oost-Europese volken die van oudsheid een reizend bestaan hadden; vroeger vaak aangeduid met het scheldwoord ‘zigeuners’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

machtigingswet

A

Wet die aan Hitler de macht gaf om Duitsland zonder tussenkomst van het parlement te besturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antisemitisme

A

Haat tegen Joden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

concentratiekamp

A

Kamp waar mensen die volgens een regering niet thuishoren in de samenleving, zonder proces worden opgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nationaalsocialisme

A

Politieke leer waarin fascistische ideeën zijn gecombineerd met racisme en antisemitisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

indoctrinatie

A

Het systematisch aanleren en opdringen van ideeën van een bepaalde groep of partij. en of eigenlijk hypnotiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

krijgsgevangene

A

Militair die tijdens een oorlog door de tegenpartij gevangen wordt genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

asmogendheden

A

Duitsland, Italië en Japan: de landen die elkaar tijdens de Tweede Wereldoorlog als bondgenoten steunden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geallieerden (Tweede Wereldoorlog)

A

Bondgenootschap van Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten, Canada en andere landen die tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de asmogendheden vochten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interneringskamp

A

Kamp waar burgers of militairen zonder proces worden opgesloten om ze buiten de samenleving te houden; vergelijkbaar met een concentratiekamp, maar dan meestal gebruikt voor Japanse kampen, bijvoorbeeld in Nederlands-Indië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conferentie van München

A

Bijeenkomst in 1938 waarbij Groot-Brittannië en Frankrijk toestonden dat Hitler Sudetenland innam, op voorwaarde dat Hitler zou afzien van verdere veroveringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Slag bij Stalingrad

A

Veldslag bij de Sovjetstad Stalingrad (tegenwoordig Volgograd), waarbij de Sovjet-Unie de Duitse opmars wist te keren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bezetting

A

De verovering van een ander land en het overnemen van de macht in dat land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

D-day

A

Geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944, met als doel Duitsland te verslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tweede wereld oorlog

A

Oorlog van 1939 tot 1945 tussen de asmogendheden en de geallieerden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uitsluiting

A

Ervoor zorgen dat een bepaalde bevolkingsgroep niet op een volwaardige manier kan deelnemen aan de samenleving.

17
Q

Razzia

A

Kortdurende actie door militairen of de politie in een bepaald gebied, met het doel alle leden op te pakken van een bepaalde groep (bijvoorbeeld Joden).

18
Q

Holocaust

A

De moord op zes miljoen Joden in de Tweede Wereldoorlog. Ook Shoah genoemd.

19
Q

Neurenberger rassenwetten

A

Duitse nationaalsocialistische wetten uit 1935 die bedoeld waren om het ‘Germaanse ras’ zuiver te houden.

20
Q

Shoah

A

Een ander woord voor de Holocaust. Letterlijk ‘ramp’ in het Hebreeuws.

21
Q

Rijkskristalnacht

A

Letterlijk: ‘nacht van het gebroken glas’. Aanval die Duitse nationaalsocialisten in 1938 in heel Duitsland deden op Joodse winkels, bedrijven en synagogen.

22
Q

getto

A

Afgesloten wijk van een stad waar Joden verplicht woonden.

23
Q

genocide

A

volkenmoord

24
Q

vernietigingskamp

A

Kamp dat bedoeld was om zoveel mogelijk gevangenen te vermoorden.

25
Q

pogrom

A

Georganiseerde en gewelddadige aanval op Joden.

26
Q

hongerwinter

A

De strenge winter van 1944-1945, toen er in het nog bezette West-Nederland een groot tekort was aan voedsel en brandstof.

27
Q

verzet

A

Het actief tegenwerken van de bezetter.

28
Q

Nationaalsocialistische Beweging (NSB)

A

Nederlandse politieke beweging onder leiding van Anton Mussert, die met de Duitse bezetter samenwerkte.

29
Q

collaboratie

A

Samenwerking met de bezetter van een land.

30
Q
A