H3 Belasting op aankopen Flashcards

1
Q

Bedrijven taken met BTW

A
  • Ontvangen BTW van klanten als ze een aankoop doen
  • Betalen BTW over de aankopen bij andere bedrijven.
  • Dragen het verschil tussen de ontvangen en betaalde btw af aan de overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BTW in de landen van de Europese Unie

A

vraagt iedere overheid BTW

Komen verschillende BTW tarieven voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BTW Tarrieven Nederland

A
  • Het hoge btw-tarief (Op meeste product 21%)
  • het lage btw tarief 9%
  • het nultarief (0%) op medicijnen etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een lagere btw

A

gunstig voor consumenten (koper)

  • gunstig voor de verkoop en werkgelegenheid ( alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen bij elkaar)
  • nadelig voor de inkomsten van de overheid omdat ze minder krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Accijns

A

maakt product extra duur, om de consumptie af te remmen, dan moet je accijns en btw betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar zit accijns op?

A
  • tabakwaren omdat het schadelijk is
  • alcoholische dranken
  • motorbrandstoffen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een indeling in belasting.

A

directe belastingen, btw en accijns bijv. betalen aan bedrijven meer bewust

indirecte belastingen, inkomstenbelastingen, niet opgenomen in prijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

toegevoegde waarde

A

het verschil tussen de verkoopopbrengst en de inkopen bij andere bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

.

A

.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly