H3 Flashcards

1
Q

centralen

A

Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en hun bondgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

front

A

plaats waar gevochten wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geallieerden

A

Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland en hun bondgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

militarisme

A

verheerlijking van het leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nationalisme

A

liefde voor het eigen volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neutraal

A

onpartijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tweefrontenoorlog

A

oorlog waarbij in twee gebieden tegelijk gevochten wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tijd van de wereldoorlogen

A

negende tijdvak (1900- 1950)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wapenwedloop

A

race om de sterkste bewapening te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wereldoorlog

A

oorlog waaraan veel volken in een groot deel van de wereld meedoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

totalitair

A

De overheid bepaalt alles: wat je moet denken en doen mag je niet meer zelf weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

terreur

A

Angst aanjagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

regime

A

De groep met de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

radicaal

A

Extreem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

planeconomie

A

De overheid bepaalt de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dictatuur

A

1 persoon heeft de macht

17
Q

dictator

A

De persoon met alle macht

18
Q

communist

A

Iemand die alles economisch gelijk wil hebben

19
Q

concentratiekamp

A

Kamp om veel mensen op te sluiten (tegenstanders)

20
Q

propaganda

A

Reclame voor politiek idee

21
Q

persoonsverheerlijking

A

Iemand aanbidden

22
Q

omroep

A

Organisatie om informatie te verspreiden

23
Q

mentaliteit

A

Manier waarop je over iets na denkt

24
Q

ideologie

A

Politiek idee over waar het heen moet met de samenleving

25
Q

fascisme

A

Het volgen van de grote leider

26
Q

krediet

A

Geleend geld

27
Q

consumptie

A

Het kopen van goederen en diensten

28
Q

conservatief

29
Q

indoctrinatie

A

Het opdringen van bepaalde politieke ideeën

30
Q

uitkering

A

Geld van de overheid

31
Q

stempelen

A

Werkloos zijn en geld vragen aan de overheid

32
Q

oorlogsindustrie

A

Industrie om wapens te maken

33
Q

nazi

A

Nationaal - Socialist (Fascisme + racisme)

34
Q

nationaalsocialisme

A

Fascisme + het geloof dat het ene ras beter is dan het andere.