H3 Flashcards

1
Q

Etnografische technieken

A
  • Participerende observatie
  • Gesprekken en interviews
  • Genealogische methode
  • Informanten
  • Levensgeschiedenis
  • Langdurig onderzoek/Longitudinaal onderzoek
  • Team onderzoek
  • Veldwerknotities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘’the imponderabilia of native life and typical behaviour.’

Bronislaw Malinowski

A

deze aspecten van cultuur zijn voor natives zo vanzelfsprekend dat ze die voor lief nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Participerende observatie

Etnografische techniek

A

deelnemen aan het gemeenschapsleven en aan de gebeurtenis die men observeert, beschrijft en analyseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gesprekken en interviews

Etnografische techniek

A
  • Interview schedule/interview schema
  • Questionnaire/vragenlijst
  • Diepte interview
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interview schedule/Interviewschema

A

een formulier dat wordt gebruikt om een formeel maar persoonlijk interview te structureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Questionnaire/vragenlijst

A

een formulier dat door sociologen wordt gebruikt om vergelijkbare informatie van respondenten te bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Genealogische methode

Etnografische techniek

A

diagrammen gebruiken om verwantschappen weer te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Informanten

A

Sleutelinformant: expert in een bepaald aspect van het lokale leven

Informant: mensen die een etnograaf over hun cultuur kunnen leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diepte Interview

Etnografische techniek

A

Leidt vaak tot levensverhalen: een leven lang aan ervaringen en verhalen die een intiemer, cultureel persoonlijker portret vormt dan andere methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Probleem georiënteerde etnografie

Etnografische techniek

A

De meeste etnografen tegenwoordig gaan veldwerk in met een specifiek probleem om te onderzoeken en met data te verhelpen. Hierbij verzamelen ze naast informatie door de bewoners ook data over factoren zoals bevolkingsdichtheid, klimaat, dieet en landgebruik. Vaak betekent dit dat ze de overheid moeten raadplegen voor archieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Langdurig onderzoek/longitudinaal onderzoek

Etnografische techniek

A

naar één gebied of site, meestal gedurende jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Team onderzoek

Etnografische techniek

A

Teamonderzoek, gecoördineerd door meerdere etnografen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Veldwerk notities

Etnografische techniek

A

om opvallende gebeurtenissen niet te vergeten door liminale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emic

A

het culturele perspectief op bepaalde verschijnselen van de onderzochte gemeenschap zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etic

A

het culturele perspectief op bepaalde verschijnselen van de antropoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Etnografische perspectieven

A
  • Emic
  • Etic

↳ Een etnograaf moet altijd proberen om zo objectief mogelijk te kijken naar andere culturen en maakt meestal gebruik van zowel het emic als het etic perspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Survey research/enquêteonderzoek

A

de studie van de samenleving door middel van steekproeven, statistische analyse en onpersoonlijke gegevensverzameling

18
Q

Complex societies

A

grote, dichtbevolkte samenlevingen met sociale stratificatie en centrale overheid.

↳ een combinatie van survey research en etnografie kan nieuwe perspectieven bieden in het leven van complexe samenlevingen

19
Q

Armchair anthropology

A

geen veldwerk maar vertrouwen op secundaire gegevens

20
Q

Clyde Kluckhonh

A

Volgens Clyde Kluckhohn kan antropologie een belangrijke sociale rol vervullen, namelijk het bieden van een wetenschappelijke basis voor de manieren waarop met sociale dilemma’s wordt omgegaan.

21
Q

The Code of Ethics van the American Anthropological Association (AAA)

A

beschrijft de verantwoordelijkheid die antropologen hebben naar hun vakgebied, de samenleving als geheel en het menselijk ras. Het primaire doel is ‘’do no harm.’’ Verder heeft AAA als doel om richtlijnen te bieden en te onderwijzen, niet zozeer om fouten te onderzoeken. Volgens de AAA is het van hoogst belang dat antropologen de oorzaken van terrorisme onderzoeken, maar hier kan een gevolg van zijn dat overheidsbeleid en militaire operaties de mensen die antropologen onderzoeken schaden.

22
Q

Informed consent

A

een overeenkomst om deel te nemen aan onderzoek na geïnformeerd te zijn over het doel, de aard van de procedures en de mogelijke gevolgen

23
Q

Antropologische theorieën

door de tijd heen

A
  • Unilineair evolutionisme
  • Historisch Particularisme
  • Functionalisme
  • Configurationalisme
  • Neo-evolutionisme
  • Cultureel materialisme
  • Cultureel determinisme
  • Symbolische en interpreterende antropologie
  • Structuralisme
  • World-System Theory
24
Q

Unilineair Evolutionisme

Morgan & Tylor

A

Het idee van een enkele lijn of pad van culturele ontwikkeling, dat universeel is en lineair verloopt.

25
Q

Historisch particularisme

Franz Boas

A

Het idee dat geschiedenis niet vergelijkbaar is, verschillende paden kunnen leiden tot hetzelfde culturele resultaat.

↳ tegenbeweging op unilineair evolutionisme

26
Q

Functionalisme

Malinowski & Radcliffe-Brown

A

functionalisme stelde de zoektocht naar oorsprong uit en concentreerde zich in plaats daarvan op de rol van cultuurkenmerken en praktijken in hedendaagse samenlevingen

Tegenwoordig is de notie van functionalisme dat de onderdelen van een cultureel systeem functioneel verbonden zijn en dat sommigen onderdelen van groter belang zijn dan andere nog steeds aanwezig in de antropologie.

27
Q

Malinoswski

Funticonalisme

A
  1. hij geloofde dat alle gewoonten en instellingen in de samenleving waren geïntegreerd en met elkaar verbonden, zodat als één verandering ook zou veranderen
  2. Ook was hij ervan overtuigd dat elk mens een set biologische behoeften heeft en dat gebruiken ontwikkelend om deze behoeften te vervullen
28
Q

Radcliffe-Brown & Pritchard

Structural Functionalisme

A
  • Geschiedenis is belangrijk maar geschiedenis van volkeren zonder schrift kan niet achterhaald worden. Van dit soort samenlevingen vertrouwde hij zowel evolutionaire als diffusionistische reconstructies niet. Hij betoogde dat antropologie synchroon (in één tijd, nu) te werk moet gaan, in plaats van diachroon (in meerdere tijden)
  • Volgens Radcliffe-Brown is de functie van een fenomeen de rol die hij speelt bij het in standhouden van de sociale structuur. Radcliffe-Brown zag sociale systemen net als anatomische systemen, waarin sociale gebruiken de organen zijn die het lichaam, het sociale systeem, doen werken. Functionalisten werden ervan beschuldigd Panglossian te zijn, de neiging om dingen niet gewoon te zien als functionerend om het systeem in stand te houden, maar op de meest optimale manier mogelijk zodat elke afwijking hiervan het systeem schade aandoet.
29
Q

Configurationalisme

Benedict & Mead (Boas)

A

kijk op cultuur als verweven en met patronen

30
Q

Neo-evolutionisme

Leslie White & Julian Steward

A

White: algemene evolutie, het idee dat door te kijken naar archeologie, geschiedenis en etnografie de evolutie van cultuur als geheel beschreven kan worden.

Steward: multilineaire evolutie

↳ In tegenstelling tot Mead en Benedict waren Steward en White wel geïnteresseerd in oorzaken.

31
Q

Culturele materialisme

Marvin Harris

A

Het idee dat culturele infrastructuur de structuur en superstructuur bepaald

  • infrastructuur: bestaat uit technologie, economie, demografie; de systemen van productie en reproductie waarmee een samenleving niet zonder kan.
  • structuur: sociale relaties, vormen van verwantschap en afkomst, en patronen van distributie en consumptie
  • superstructuur: religie, ideologie

↳ Vergelijkbaar met Steward, White en Karl Marx vond Harris dat de infrastructuur de structuur en de superstructuur dicteert. Hij was tegen idealisten zoals de theorist Max Weber, die vond dat religie een belangrijke rol speelt bij het veranderen van de samenleving.

32
Q

Culturele determinisme

A

White: culturologie dat culturele krachten zo sterk zijn dat een individu er tegen insignificant is.

Kroeber: superorganic; het speciale domein van cultuur voorbij het organische (biologie) en het anorganische (chemie en fysica)

33
Q

Symbolische antropologie

Douglas

A

De studie van symbolen in hun sociale en culturele context

34
Q

Interpreterende antropologie

A

De studie van een cultuur als een systeem van betekenis.

35
Q

Structuralisme

Claude Lévi-Strauss

A

Structuralisme is voornamelijk geassocieerd met Claude Lévi-Strauss, die geïnteresseerd was in het ontdekken van relaties, thema’s en connecties tussen de aspecten van cultuur, niet zozeer het uitleggen daarvan. Structuralisme bouwt op de notie dat menselijke hersenen bepaalde universele karaktereigenschappen hebben.

36
Q

Agency

A

de acties die individuen ondernemen, zowel alleen als in groepen, bij het vormen en transformeren van een cultuur

37
Q

Practice Theory

A

Erkent dat individuen binnen een samenleving verschillen in hun motieven en intenties en in de hoeveelheid macht en invloed die ze hebben

38
Q

Practice Theory

A

Erkent dat individuen binnen een samenleving verschillen in hun motieven en intenties en in de hoeveelheid macht en invloed die ze hebben

39
Q

Max Weber

A

Max weber beargumenteerde dat men sociale fenomenen moest bestuderen door te begrijpen (verstehen) welke betekenis mensen aan hun omgeving en acties geven. Hij werd beïnvloed door de filosofische traditie van de hermeneutiek: ‘’the comprehension of the self by the detour of the comprehension of the other’’, waarbij the self betrekking heeft op een cultureel en historisch gesitueerd zelf.

40
Q

Politieke economie

A

het web van onderling verbonden economie en machtsverhoudingen in de samenleving