h3 Flashcards
situationisme
sociale zelf past aan aan de sociale context
socializing agents
ouders,broers,zussen, docenten, leeftijdsgenoten
distinctiveness hypothese
we pikken datgene eruit dat ons uniek maakt in een bepaalde situatie.
onafhankelijke zelf constructies
meer westers, op jezelf gericht, onafhankelijkheid en uniekheid handhaven, focus op interne oorzaken van gedrag etc.
mannen hebben dit meer dan vrouwen
hier wordt meer aandacht gegeven aan zelfvertrouwen
interafhankelijke zelf constructies
aziatisch, oost-europees, latijns amerika, afrikaans.
zelf is verbonden met anderen, rol vervullen in groep, extern attribueren van gedrag
vrouwen hebben dit meer dan mannen
karaktertrekken zelfvertrouwen (trait self-esteem)
langdurig niveau van zelfbesef. redelijk stabiel.
staat zelfvertrouwen (state self-esteem)
veranderlijke zelfevaluatie van momentopnames over gevoelens over jezelf.
eventualiteiten van eigenwaarde model
zelfvertrouwen is afhankelijk van succes en falen op gebied waarop je je eigenwaarde baseert.
sociometer hypothese
zelfvertrouwen is interne subjectieve index die aangeeft hoe positief je wordt bekeken door anderen en er bij hoort
zelfverrijking
verlangen om positief zelfbeeld te behouden verbeteren beschermen, door verschillende strategiën.
zelfverificatie theorie
mensen streven naar stabiele, subjectieve, kloppende overtuigingen over zelf omdat dat gevoel van samenhang geeft
zelfregulatie
je eigen gedrag initieren, aanpassen, controleren om een doel te behalen. discipline en motivatie komt dus soms kijken.
self-discrepancy theorie (zelf tegenstrijdigheidstheorie):
mensen hebben overtuigingen over
- werkelijke zelf: geloof ik dat ik ben
- ideale zelf: zo hoop en wens ik te zijn
- ought (behorende) zelf: zo moet ik zijn volgens regels, taken, verplichtingen
als er verschil is tussen ideale en ought self
neerslachtigheid (teleurstelling of schaamte)
als er verschil is tussen werkelijke en ought self
opwinding (schuld of angst)
promotiefocus
aanpak-gerelateerd gedrag:
regulatie door ideale zelf, focus op halen van positieve uitkomst
(westerse mensen vooral)
preventiefocus
ontwijkend-gerelateerd gedrag:
regulatie door ought zelf, focus op ontwijken van negatieve uitkomsten
(oost aziaten vooral )
je kan zelfcontrole veranderen door
de interpretatie van de beloning te veranderen. (kan werken als je kleine aantrekkelijke beloning kan krijgen of latere grotere beloning)
high level construals (interpretaties van hoog niveau)
focus op abstracte globale essentiele kenmerken.
hebben neiging om zelfcontrole makkelijker te maken door waarderen van gevolgen op lange termijndoelen.
low level construals (interpretaties van laag niveau)
focus op dat wat in het oog springt, incidentele en concrete details.
implimentatie-intenties
hoe iemand zich gaat gedragen om een doel te behalen onder bepaalde omstandigheden (als dan constructie)
doel kan je beter behalen als je dit in het klein vaak toepast. als ……. dan ……. .
het denken aan je doel zorgt er voor dat …
je minder aan verleidingen denkt, dus als je ermee geconfronteerd wordt herrinner je je doel
zelfpresentatie
publieke zelf houdt zich bezig hiermee
gezicht
publieke beeld van onszelf, je wil dat andere je zo zien
self-monitoring
neiging omg gedrag te volgen en om te voldoen aan huidige situatie.
grote self monitoring kan acteren zijn; steeds gedrag aanpassen op situatie
lage self monitoring kan zijn dat je meer handelt naar karaktertrekken en voorkeuren ongeacht sociale context.
self-handicapping
zelfvernietigend gedrag, goed excuus als je faalt. Niet leren, want dan heb je excuus voor je falen.
online hebben mensen voorkeur om
echte info te geven over aspecten zoals karaktertrekken
minder geneigd om eerlijk info te geven over fysieke verschijningen (aantrekking belangrijk)