H20: publieke goederen Flashcards

1
Q

2 kenmerken van goederen

A
  • Rivaliteit
  • Uitsluitbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Samuelson voorwaarde

A

Publiek goed wordt optimaal voorzien wanneer soms MBTB = MK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de tragedy of the commons?

A

Neiging tot overgebruik van publieke goederen waardoor er niet genoeg is voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de bijdrage v/ Oström over PG?

A

Publiek en privaat zijn uitersten op een continuüm –> polycentrisch beheer van gemeenschappelijke bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘polycentrisch beheer’?

A

Gezamenlijk beheer met meerdere partijen (burgers, organisaties,…) - rol van vertrouwen en reciprociteit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de kosteneffectiviteitsanalyse?

A

Die projecten uitvoeren die een bepaald doel aan minimale kost bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de MKBA?

A

Een analyse v/e publiek goed waarbij de monetaire kosten vergeleken worden met de monetaire baten - die projecten uitvoeren waar verschil tussen M kosten en baten het grootst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de kosteneffectiviteitsanalyse?

A

= doel bereiken aan minimale kosten
1. Nagaan hoe hetzelfde niveau kan bereikt worden op een goedkopere wijze
2. Nagaan hoe met dezelfde middelen meer bereikt kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor- en nadelen kosteneffectiviteitsanalyse

A

+ Goed toepasbaar: minder informatie vereist dan MBKA
- Moeilijk uitlegbaar
- Politiek gevoelig
- Vergelijking over sectoren/bedrijven/beleidsniveaus heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe doet men de MBKA?

A
  1. Bepaling nul alternatief
  2. Omschrijving van alle projecteffecten
  3. Waardering van alle effecten in gemeenschappelijke noemer
  4. Optellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 criteria voor welvaart:

A
  • Pareto criterium
  • Kaldor-Hicks compensatiecriterium
  • Gewogen Kaldor-Hicks compensatiecriterium
  • Rawls’ criterium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het Kaldor-Hicks compensatiecriterium?

A

Beter als de begunstigden ‘in principe’ de benadeelden kunnen vergoeden = som van nutsniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gewogen Kaldor-Hicks compensatiecriterium?

A

Idem als gewone maar met gewichten voor bepaalde groepen = gewogen som van nutsniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt het Rawls’ criterium?

A

Beter als laagste nut hoger is in nieuwe situatie - de persoon in slechtste positie ondergaat een verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet de sensitiviteitsanalyse?

A

Uitkomsten van kosten- en baten variëren als de factoren veranderen (discontovoet, betrouwbaarheid bepaling K & B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor- en nadelen MBKA?

A
  • Onvolmaakt instrument: veel veronderstellingen, subjectief,…
    + beslissingen overheidssector meer rationeel
17
Q

Wat zijn ‘schaduwprijzen’ voor niet-marktgoederen?

A

= prijs/waarde voor goed/dienst waar geen marktprijs voor bestaat

18
Q

Verschillende soorten waarden

A
  • Directe gebruikswaarde: markt of niet-markt
  • Indirecte gebruikswaarde
  • Optiewaarde
  • Erfeniswaarde
  • Bestaanswaarde
  • Intrinsieke waarde
19
Q

Wat is de compenserende variatie? (CV)

A

De hoeveelheid geld die een individu in de oorspronkelijke situatie (voor ingreep) dient af te staan om hem in nieuwe situatie (na ingreep) te brengen

20
Q

Wat is de equivalente variatie? (EV)

A

De hoeveelheid geld die een individu in een nieuwe situatie (na ingreep) moet bijkrijgen om hem in de oorspronkelijke situatie (voor ingreep) te brengen

20
Q

2 waarderingsmethoden:

A
  • Revealed preference
  • Stated preference
21
Q

Wat is de revealed preference?

A

Analyseren v/ gedrag en daaruit waardering afleiden

22
Q

Wat is de stated preference?

A

Geen info beschikbaar over gedrag -> monetaire waardering: WTP en WTA

23
Q

Soorten ‘revealed preferences’

A
  • Hedonische prijsmethode: niet-marktgoederen gerelateerd aan markt
  • Reiskostenmethode: waardering geografische locaties adhv bezoeksgegevens
24
Q

Voor- en nadelen v/d gereleveerde voorkeur?

A

+ Objectief
+ Goed onderbouwd
- Enkel gebruikswaarde
- Kan niet voor alle niet-marktgoederen
- Kan je waardering afleiden uit gedrag? (rokers)
- Veel veronderstellingen

24
Q

Voor- en nadelen v/d gereleveerde voorkeur?

A

+ Objectief
+ Goed onderbouwd
- Enkel gebruikswaarde
- Kan niet voor alle niet-marktgoederen
- Kan je waardering afleiden uit gedrag? (rokers)
- Veel veronderstellingen

24
Q

Voor- en nadelen v/d gereleveerde voorkeur?

A

+ Objectief
+ Goed onderbouwd
- Enkel gebruikswaarde
- Kan niet voor alle niet-marktgoederen
- Kan je waardering afleiden uit gedrag? (rokers)
- Veel veronderstellingen

25
Q

Voor- en nadelen van uitgedrukte voorkeur?

A

+ Breed bruikbaar
+ Meer controle over setup
- Controversiëler dan gereleveerd
- Niet op gedrag gebaseerd
- Mensen kunnen liegen
- Hypothetisch: geloofwaardig?
- Protestantwoorden